Omzwervingen door de eilandenwereld van den Grooten Oceaan: De Fidji-eilanden | Page 4

Not Available
algemeen niet gunstig; maar dit nadeel wordt opgewogen door zijne slanke rijzige gestalte, de volkomen evenredigheid zijner vormen, de bevalligheid en majesteit van geheel zijn voorkomen. Uit het oogpunt van schoonheid, moet zijne vrouw ver voor hem onderdoen.
In den regel zijn de vrouwen leelijk, en bovendien zien zij er reeds op jeugdigen leeftijd vervallen en verflenst uit. Dit is ten deele een gevolg van de vroege huwelijken; maar de vrouw troost zich over haar ontijdig verval door het bezit harer kinderen. Die kinderen zien er inderdaad allerliefst uit: hun zwarte oogen schitteren van levenslust en guitigen overmoed. Zij worden in den regel door hunne ouders, die hun in alles toegeven, zeer bedorven. Over het algemeen wordt, in geheel Oceani?, het kind door zijne familie op zeer bijzondere wijze ge?erd; in zeer ernstige omstandigheden geeft vaak zijne meening, die als eene ingeving des hemels wordt beschouwd, den doorslag. Als de vergaderde opperhoofden soms aarzelen over de te nemen beslissing, kan een enkel woord, door een kind uitgesproken, vaak de schaal doen overslaan. Naar het algemeen volksgeloof bezitten de kinderen de gaaf van het tweede gezicht en is het hun vergund toekomstige gebeurtenissen te aanschouwen.
Op de Fidji-eilanden is het huwelijk eene zaak van meer beteekenis dan op de meeste eilanden van centraal Oceani?, waar de vrouw bijna als gemeenschappelijk bezit van de mannen wordt beschouwd. Ondanks de immigratie heeft zich dan ook het oorspronkelijke ras vrij zuiver bewaard. Dit kan niet gezegd worden van de naburige archipels, waar de gastvrijheid jegens vreemden, bepaaldelijk ten aanzien van de vrouwen, welhaast geene grenzen kent.
Het tatoe?eren, waarvan nog op Nieuw-Zeeland en op de Markiezen-eilanden zooveel werk wordt gemaakt, is ook in den Fidji-archipel in zwang; maar de figuren komen op de zwarte huid van den Papoea minder goed uit dan bij den koperkleurigen Maori. Om hieraan te gemoet te komen, branden de Fidji-eilanders de figuren in de huid, waardoor afschuwelijke blaren en puisten ontstaan, die vooral bij vrouwen afzichtelijk zijn. De krijgslieden hebben daarbij de gewoonte, zich het voorhoofd en de wangen met roet te besmeeren, om er toch maar schrikwekkend uit te zien. Zelfs te Levuka vertoonen zij zich nooit buiten hunne woning, dan gewapend met den onmisbaren knods van ijzerhout.
De kleeding is voor beide geslachten zoo eenvoudig mogelijk: zij bestaat uit een van boomschors geweven schort of rok, de zoogenaamde tapa. De hoofden en de jongelieden tooien zich bovendien met een meer of minder breeden gordel van gedroogd zeegras en met een witten tulband met lange franje omzoomd.
Het vervaardigen van de tapa eischt niet veel kunst of inspanning. Op een bepaalden tijd des jaars maken de inlanders van zekere struiken en heesters, met name van de ailti, het zoogenoemde spint, dat is het zachte en witachtige hout onder de schors, los, en snijden dat in smalle reepen. Deze reepen worden op een zorgvuldig gelijk gemaakt terrein op elkander gelegd; de vrouwen kloppen nu met een soort van houten hamer zoo lang op deze reepen, tot zij eene massa vormen, eene soort van weeke stof, die door het kleverige sap verbonden is. Wie dit handwerk goed verstaat, kan op een enkelen dag verscheidene ellen tapa afleveren; de stof wordt in de zon gedroogd en vervolgens met verschillende figuren versierd, welke met behulp van plantaardige verfstoffen worden aangebracht. Stukjes bamboe, zoo groot als onze zwavelstokken, worden met de verfstof besmeerd en daarna, in zoodanige volgorde en schikking als de fantazie van den kunstenaar hem ingeeft, op eene gladde oppervlakte gelegd. De geweven stof wordt vervolgens over deze gekleurde stokjes uitgespreid; eene vrouw loopt zeer voorzichtig over de stof heen, en elk bamboestokje drukt zijne kleur op de tapa af.
Het keukengereedschap der vrouwen bestaat uit een houten schotel, een stamper van vuursteen en potten van aardewerk, verschillend van vorm en kleur. Hoofdbestanddeel van de voeding der inlanders is een soort van brij van de vruchten van den broodboom, vermengd met kokosmelk of met den aan zetmeel rijken wortel van den _baro_; bovendien eten zij varkensvleesch en vooral ook visch, die in overvloed langs de kusten wordt aangetroffen.
Maar de bewoners der Fidji-eilanden hebben zich niet altijd met zoo onschuldige spijzen tevreden gesteld: het is nog niet zoo lang geleden, dat menschenvleesch voor hen eene uitgezochte lekkernij was. Nog in 1871 werd een dorp in de vallei van Balavu door een vijandelijken stam overvallen en vermeesterd; tweehonderd-zestig menschen werden, naar men zegt, bij die gelegenheid gedood en gegeten. Een engelsch schrijver deelt ons eene vrij merkwaardige legende mede, welke den oorsprong van het kannibalisme in den Fidji-archipel op de volgende wijze verhaalt. "Langen tijd geleden," zoo luidt de legende, "werd op het eiland Naudronga een groote veldslag geleverd; de lijken van de in den strijd gevallen krijgshelden werden voorloopig in eene soort van schuur nedergelegd, om later begraven te worden. In den volgenden nacht brak in die schuur
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 13
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.