kil en het landaanzicht naargeestig. 's Morgens hingen dikke nevels over de rivier, welke ten tien ure waren opgetrokken; 's avonds kwamen veelal sterren door en op den middag af en toe het zonnetje.
Van nu aan wies de rivier steeds en einde Januari vreesde men, dat het bivak zou onderloopen; gelukkig kwam het niet zoover. De stroomsnelheid voor Pionierbivak was in Januari 4 �� 5 mijl; in Augustus 2 1/2 �� 3 mijl.
De natste en meest moeitevolle maanden zijn van begin November tot eind Februari; de beste Mei tot September; in dien drogen tijd is het reizen bepaald een genot en smaakt men elken dag de grootste voldoening over den afgelegden weg, maar in den regentijd: ho maar!
Dat de natte tijd niet gunstig was voor den gezondheidstoestand is duidelijk. Toch hadden wij geen ernstige reden tot klagen. Onze benedenstrooms opgeloopen malaria-infecti?n waren door de kinine weldra overwonnen; het bivak-zelf (heuvelland) was muskietenvrij; daarna bepaalde het ziekenrapport zich tot de bekende vrij-van-dienst-gasten en eenige meer hardnekkige koortslijders, die van tijd tot tijd werden ge?vacueerd. Van beri-beri bleven wij voorloopig verschoond en het totaal aantal lijders daaraan gedurende de geheele expeditie was gering; over de prophylaxe tegen deze ziekte heb ik vroeger reeds gesproken. De malaria-prophylaxe was 0.4 gr. kinine elken 4en en 5en dag.
Was het bivak muskietenvrij, een andere lastige bezoeker moet hier even vermeld. Dit was een insectje, dat leek op een vlieg en op een bij; het was wat kleiner dan onze kamervlieg, de wetenschappelijke naam er van is mij onbekend. Men had twee soorten, donkergele en zwarte. Zij waren meer dan vervelend. Met het rijzen van de zon kwamen zij opzetten, snel nam hun aantal toe. Soms waren gezicht en handen bedekt met dit ongedierte, dat er zonder kwaad te doen rustig overheen wandelde. Men joeg ze ijverig weg en meestal waren zij dan goed genoeg om even op te vliegen, doch zetten zich weer op een ander plekje neer. Waarom sloeg men ze dan niet dood? Omdat ze dan zoo geweldig vies roken; dit was juist hun veilige bescherming. Een geduldschepper waren ze; gelukkig kwam de plaag niet alle dagen voor.
Den 22en December verscheen opnieuw de "Valk", doch voor dien tijd maakten wij eenige verkenningstochten.
In den omtrek van het bivak hier en daar rondvarende, hadden wij boven Havik-eiland een linker zij rivier ontdekt. [10] Deze zag er nog al forsch uit en werd het eerste doel voor een marsch.
De Mamberamo was kalm, we waren (met de twee prauwen) spoedig aan den mond der zijtak en daar de regenval eenige dagen vrij gering was geweest, stond er niet veel water in de kleine rivier. Een paar kilometer konden wij haar met de prauwen nog volgen; daarna werd ze te ondiep, we stapten uit en trokken de prauwen in het oeverriet, de glagah.
Nu werd de bedding verder gevolgd.
Grillig en veranderlijk was het landschap als geen ander; we verkenden de rivier ruim 20 KM., tot het avond werd en bivaktijd; we waren toen tot een 200 M. gestegen, het laatste gedeelte snel, daar we den oorsprong naderden en dus tegen de heuvels begonnen op te kruipen. Hoe hooger men kwam, hoe schilderachtiger. Frisch, helder water leschte den dorst en koelde het voorhoofd; het was voor mij een verrukkelijke tocht en een heerlijke lichaamsbeweging na de lange dagen van rust. Het nut? Wij brachten een riviertje mede en eenige aangepeilde toppen. Nut hadden we gehad, als we hier den hoogen scherpen top beklommen hadden en van dien af het landschap aangepeild; doch eerstens waren we daar niet voor uitgerust en tweedens was die royale wijze van werken nog niet voldoende tot mij doorgedrongen; reeds in den aanvang [11] heb ik gezegd, dat men exploreeren leeren moet en er is tijd voor noodig om te komen tot het onderscheiden van zeer nuttig en minder nuttig werk.
Ten 5 uur bivak gemaakt, ten 6 uur na de genietingen van een frisch bad, schoone kleeren en een kroes chocolade in de beste stemming. Zelden heb ik zoo'n opgewekten bivakavond meegemaakt; het weer was fraai, de lucht helder; het geruisch van het water, het gegons van de myriaden beestjes in het bosch, de kookvuurtjes rondom, het was alles nieuw; hier genoot ik voor het eerst het boschleven met zijn volkomen gevoel voor vrijheid, onafhankelijkheid, zooals ik het zoo menigmaal genoten heb, zooals ik er nog dikwijls naar mag terugverlangen.
Dan 's morgens wordt men wakker door het schemeren van den komenden dag en door het eerste geroep van de vogels. Ik kende ze spoedig, die verschillende geluiden; elken vogel herkent men aan zijn slag; boven allen uit klinkt het geroep en gefluit van den paradijsvogel, een lang telkens herhaald wijsje.
Als het dag wordt: uit de klamboe, in de kleeren; de dwangarbeiders pakken reeds; we eten haastig een bordje bras ketan met javaansche suiker, dan op marsch.
De prauwen
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.