Mythen Legenden van Japan | Page 9

F. Hadland Davis
totdat de slang vreeselijk dronken werd en in slaap viel. Daar Susa-no-o toen weinig meer had te vreezen, trok hij zijn zwaard, dat tien span groot was, en hakte hij het groote monster in kleine stukken. Toen hij ����n der staarten trof, werd zijn zwaard gekorven en toen hij zich daar overheen bukte, ontdekte hij een zwaard, dat de Murakumo-no-Tsurugi genoemd werd. Toen hij zag, dat het een goddelijk zwaard was, gaf hij het aan de Goden van den Hemel.
Nadat hij zijn taak met den besten uitslag had volbracht, veranderde Susa-no-o zijn kam met vele tanden weer in Kushi-nada-hime, en kwam tenslotte in Suga, dat gelegen was in de provincie Idzumo, teneinde zijn huwelijk te kunnen sluiten. Hier vervaardigde hij het volgende gedicht:
"Vele wolken verrijzen, Aan alle zijden een veelvuldige heining, Om daarbinnen de bruiden te ontvangen, Zij vormen een veelvuldige heining-- O! die veelvuldige heining!"
Nihongi.

De Goddelijke Boden.
In die dagen ontdekten de Goden, die in de Hooge Vlakte van den Hemel verzameld waren, dat er in het Middenland van Riet-Vlakten (Idzumo) voortdurend rustverstoringen waren. Men verhaalt, dat "Vlakten, de rotsen, boomstammen en grassen nog steeds het vermogen hebben te spreken. Des nachts maken zij een geraas gelijk aan dat van vurige vlammen; over dag dwarrelen zij heen en weer als vliegen in de vijfde maand." Bovendien waren er enkele godheden, die aanleiding gaven tot klachten. De Goden besloten aan die rustverstoringen een einde te maken, en na ernstig overleg besloot Taka-mi-musubi, zijn kleinzoon Ninigi naar beneden te zenden, om het Middenland van Riet-Vlakten te besturen, ten einde den oproerigen geest uit te roeien en vrede en voorspoed in het land te brengen. Het werd noodzakelijk geacht boden te zenden, om reeds te voren den weg te effenen. De eerste afgezant was Ama-no-ho; maar daar hij drie jaar doorbracht in dat land zonder aan de Goden verslag te doen, werd zijn zoon in zijn plaats gezonden. Hij handelde volkomen als zijn vader, en tartte de bevelen der Hemelsche Goden. De derde bode was Ame-waka ("Hemel-jonge-Prins"). Ook hij was trouweloos, in weerwil van zijn edele wapens, en in plaats van zijn plichten te vervullen, werd hij verliefd op Shita-teru-hime ("Mindere-glans-Prinses") die hij zich tot vrouw nam.
De verzamelde Goden waren verontwaardigd over dat vertoef, en zonden een fazant naar beneden, om na te gaan en te onderzoeken, wat er in Idzumo gaande was. De fazant ging zitten op een cassiaboom voor de deur van Ame-waka. Toen Ame-waka den vogel zag, schoot hij hem onmiddellijk dood. De pijl drong door den vogel heen, steeg op tot de Verblijfplaats der Goden, en werd weer teruggeslingerd, zoodat hij den trouweloozen en luien Ame-waka doodde.
Het geween van Mindere-glans-Prinses bereikte den Hemel, immers zij had haar echtgenoot innig lief en herkende in zijn plotselingen dood volstrekt niet de rechtvaardige wraak der Goden. Zij weende z���� luide en z���� hartverscheurend, dat de Hemelsche Goden haar hoorden. Een krachtige wind daalde neer, die het lichaam van Ame-waka naar de Hooge Vlakte van den Hemel heendreef. Een doodenhuis werd gemaakt, waarin de overledene gelegd werd. Gedurende acht dagen en acht nachten weerklonk het gejammer en het geween. De wilde gans in de rivier, de reiger, de ijsvogel, de musch en de fazant treurden met groote droefenis.
Het geschiedde nu, dat een vriend van Ame-waka, Aji-shi-ki genaamd, de treurige klaagliederen hoorde, die van den Hemel neerdaalden. Hij betuigde daarom zijn deelneming in de droefenis. Hij geleek echter z����zeer op den overledene, dat de ouders, bloedverwanten, vrouw en kinderen van Ame-waka, toen zij hem zagen, uitriepen: "Onze heer is nog in leven!" Dit hinderde Aji-shi-ki z���� zeer, dat hij zijn zwaard trok en het doodenhuis neerhaalde, zoodat het op de Aarde neerviel en de berg Moyama werd.
Men zegt, dat het licht, dat Aji-shi-ki uitstraalde, z���� schitterend was, dat het de oppervlakte van twee heuvels en twee valleien verlichtte. Zij, die voor de lijkplechtigheden bijeengekomen waren, zongen het volgende gezang:
"Zooals het snoer juweelen Gedragen om den hals Der Wevende maagd, Die in den Hemel woont-- O! de glans der juweelen, Over twee valleien geworpen Door Aji-suki-taka-hiko-ne!"
"Naar den vijver ter zijde-- Den vijver ter zijde Van den rotsigen stroom, Welks geulen worden doortrokken Door de landmeisjes Ver van den Hemel, Kom hierheen, kom hierheen! (De vrouwen zijn schoon) En spreid dan uw net In den vijver ter zijde Van den rotsigen stroom."
Nihongi.
Er werden toen weer twee andere goden naar het Middenland van Riet-Vlakten gezonden, en die Goden slaagden in hun zending. Zij keerden met een gunstig verslag naar den Hemel terug, en deelden mede, dat alles nu gereed was voor de komst van het Verheven Kleinkind.

De komst van het Verheven Kleinkind.
Ama-terasu begiftigde haar kleinzoon Ninigi, of Prins Rijst-Aar-Rossig-Overvloed, met ruime giften. Zij schonk hem kostbare steenen van de bergtrappen des Hemels, witte kristallen ballen, en, wat de kostbaarste gift van alle was, het goddelijke zwaard, dat
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 146
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.