ook al dertien in September.
...dat ik de eer had gehad van den heer Saffeler te vernemen --Saffeler reist voor Stern--_dat de geachte chef der firma, de heer Ludwig Stern, een zoon had, den heer Ernest Stern, die ter volmaking zyner kommercieele kennis, eenigen tyd in een hollandsch huis wenschte geemploieerd te zyn. Dat ik met het oog op_ ...
Hier herhaalde ik weer al die onzedelykheid, en vertelde de geschiedenis der dochter van Busselinck & Waterman. Niet om iemand zwart te maken ... neen, bekladden ligt nu juist heelemaal niet in myn manier! Maar ... het kan nooit kwaad dat ze 't weten, dunkt me.
..._dat ik met het oog daarop, niets liever wenschte dan den heer Ernest Stern belast te zien met de duitsche korrespondentie van ons huis_.
Uit kiesheid vermeed ik alle toespeling op honorarium of salaris. Maar ik voegde er by:
_Dat, indien de heer Ernest Stern het verblyf ten onzen huize --Lauriergracht No 37--wilde voor lief nemen, myn vrouw zich bereid verklaarde als een moeder voor hem te zorgen, en dat zyn linnengoed in huis zou versteld worden_.
Dit is de zuivere waarheid, want Marie stopt en maast heel lief. En ten-slotte:
Dat by ons de Heer gediend werd.[3]
Die kan hy in zyn zak steken, want de Sterns zyn Luthersch. En ik verzond myn brief. Ge begrypt dat de oude Stern niet goedschiks by Busselinck & Waterman kan overgaan, als de jonge by ons aan 't kantoor is. Ik ben zeer benieuwd naar het antwoord.
Om nu terug te komen op myn boek. Voor eenigen tyd kom ik 's avends door de Kalverstraat, en bleef staan kyken naar den winkel van een kruienier, die zich bezighield met het sorteeren van een partytje _Java, ordinair, mooi-geel, Cheribonaard, iets gebroken, met veegsel_, dat me zeer interesseerde, want ik let altyd op alles. Daar viel my op-eenmaal een heer in 't oog, die daarnaast voor een boekwinkel stond en me bekend voorkwam. Hy scheen ook my te herkennen, want onze blikken ontmoetten elkander gedurig. Ik moet betuigen dat ik te verdiept was in 't veegsel, om terstond optemerken, wat ik namelyk later zag, dat hy vry kaal in de kleeren stak. Anders had ik de zaak daarby gelaten. Maar op-eens schoot my de gedachte in, dat hy misschien reiziger was van een duitsch huis, die een solieden makelaar zocht. Hy had dan ook wel iets van een Duitscher, en van een reiziger ook. Hy was zeer blond, had blauwe oogen, en in houding en kleeding iets dat den vreemdeling verraadde. In-plaats van een behoorlyken winterjas, hing hem een soort van sjaal over den schouder--Frits zegt "shawl" maar dit doe ik niet--alsof hy zoo van de reis kwam. Ik meende een klant te zien, en gaf hem een adreskaartje: _Last & Co, makelaars in koffi, Lauriergracht No 37_. Hy hield het by de gasvlam, en zeide: "ik dank u, maar ik heb me vergist. Ik dacht het genoegen te hebben een ouden schoolkameraad voor me te zien, maar ... _Last_? Dit is de naam niet."
--Pardon, zei ik--want ik ben altyd beleefd--ik ben m'nheer Droogstoppel, Batavus Droogstoppel. Last en Co is de firma, makelaars in koffi, Lauriergr ...
--Wel, Droogstoppel, kent ge my niet meer? Zie my eens goed aan.
Hoe meer ik hem aanzag, hoe meer ik my herinnerde hem meer gezien te hebben. Maar, zonderling, zyn gelaat deed my de uitwerking alsof ik vreemde parfumerien rook. Lach hier niet om, lezer, straks zult ge zien hoe dit kwam. Ik ben verzekerd dat hy geen drup reukwerk by zich droeg, en toch rook ik iets aangenaams, iets sterks, iets wat me herinnerde aan ... daar had ik het!
--Zyt gy het, riep ik, die my van den Griek hebt verlost?
--Wel zeker, zeide hy, dat was ik. En hoe gaat het _U_?
Ik vertelde dat we met ons dertienen op 't kantoor waren, en dat er zooveel by ons omging. En toen vroeg ik hoe het hem ging, wat me later speet, want hy scheen niet in goede omstandigheden te verkeeren, en ik houd niet van arme menschen, omdat er gewoonlyk eigen schuld onder loopt, daar de Heer niet iemand verlaten zou, die hem trouw gediend had. Had ik eenvoudig gezegd, "we zyn met ons dertienen, en ... goeien avend verder!" dan was ik van hem af geweest. Maar door dat vragen en antwoorden werd het hoe langer hoe moeielyker--Frits zegt: hoe langs zoo moeielyker, maar dit doe ik niet--hoe moeielyker dus, om van hem verlost te worden. Aan den anderen kant moet ik ook weer erkennen dat ge dan dit boek niet hadt te lezen gekregen, want het is een gevolg van die ontmoeting. Ik houd er van, het goede optemerken, en wie dit niet doen, zyn ontevreden menschen die ik niet lyden kan.
Ja, ja, hy was het, die my uit de handen van den Griek had verlost! Denk nu niet
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.