schuitje van Wassiel Grime aanleggen. En na deze kwamen er nog vijf, soms wel tien anderen, mannen en vrouwen, jongens en meisjes, ook wel kinderen en zelfs grijsaards; want iedereen was er op gesteld, Danilo te bezoeken.
Op het oogenblik waarop ons verhaal begint heerschte er, zooals we reeds gezegd hebben, overal in de Ukraine groote verwarring.
Het land, aan den eenen kant door de Russen begeerd, aan den anderen door de Poolsche aristocratie, van beide kanten verpletterd, was in vollen opstand en betreurde zijn verloren onafhankelijkheid diep. De Ukraine was door de Russische troepen overstroomd. Het opperhoofd van de Moscovitische party werd met gunsten en geschenken van den Czaar overladen; het opperhoofd van de Poolsche partij had zich in een stad versterkt en noodigde alle vrienden der vrijheid uit, zich bij hem aan te sluiten.
Het was moeilijk partij te kiezen...
Er was een samenkomst ten huize van Danilo Tsjabane. De avond was somber, de gasten waren in gedachten verzonken. De aanvoerders zelf hadden moeite om een vroolijk gezicht te zetten. Men keek elkander meer aan, dan men met elkaar sprak. Het was duidelijk te zien, dat allen onder dezelfde zorgen gedrukt gingen.
Van tijd tot tijd richtte men enkele vragen tot Andry Kroek: "Waren de muren van Tsjigirine stevig genoeg om een aanval te weerstaan? Was er op de verdedigers wel staat te maken? Als men de laatste proclamatie van het opperhoofd nog eens voorlas? Er waren er die er niets van wisten. Had hij ook gehoord, of er zich veel vrijwilligers aanmeldden?"
Andry Kroek, die blijkbaar zeer goed over al die dingen ingelicht was, antwoordde zonder eenige aarzeling. Hij beschreef de wallen, de grachten, de poorten en de schansen van Tsjigirine, als iemand, die er geweest is en dat alles meer dan eens gezien heeft, en wel nog niet zoo lang geleden.
Terwijl de mannen praatten, stonden de spinnewielen stil: de vrouwen luisterden in angstige spanning. En als de mannen zwegen en rookten, wisselden zij op fluisterenden toon een paar woorden.
"Alweer een slag bij Welika," zeide er een.
"Hoeveel dooden?" vroeg Mogila.
"Men heeft Terny in brand gestoken; de huizen zijn niet meer dan een puinhoop, en het dorp Krinitza staat nog in brand."
"Weet je ook," zei een meisje, "weet je ook, of..."
Maar verder kwam ze niet; tranen kwamen in haar oogen, en moedeloos liet zij het hoofd zinken.
Een oude vrouw, met een bruinen doek om het hoofd, waaruit weelderige grijze lokken te voorschijn kwamen, met een koud en streng gezicht, waarin twee groote zwarte oogen als sterren fonkelden, zei:
"Mijn zoons zijn allen dood. Ik sta alleen op de wereld. Zij zeiden allen: 'Wij trekken ten strijde,' en ik keek ze aan, zeggende: 'Goed, kinderen!' en zij voegden er bij: 'De Ukraine zal haar onafhankelijkheid herkrijgen!' en ik antwoordde nogmaals: 'Goed, kinderen!' Alle drie zijn zij op het slagveld gebleven, en de Ukraine is nog niet vrij!"
"Ach," zei een jonge vrouw, "men laat zich doodschieten, en men heeft nog niets gewonnen. Als men nog maar bij zich zelf kon zeggen: 'Ik sterf, maar ik laat aan de anderen de taak over, waarnaar ik heb gestreefd.'"
De oude vrouw viel haar in de rede.
"Je hebt mij niet begrepen. Als er sprake van het vaderland is, dan onderhandelt men niet, dan zegt men niet bij zich zelf: 'Zal ik slagen?' maar: 'Het is mijn plicht,' en men gaat ten oorlog. Als men gedood wordt, heeft men een gelukkigen dood; goed te sterven is een beter lot dan slecht te leven. Mijn zoons hebben zoo gehandeld. Als zij nog eens ten strijde konden trekken, zouden zij het weer zoo doen."
"Je hebt gelijk," zeiden verscheidene vrouwen.
Anderen zeiden niets, maar begonnen zacht te huilen. De kinderen waren ook terneergeslagen. Zij speelden niet, zij praatten of lachten niet, maar zaten, heel stil, in de hoeken van de kamer, terwijl zij naar de groote menschen keken en naar hun gesprekken luisterden.
Een klein, heel klein meisje, met blond haar, met groote, frissche fonkelende oogen en lippen, scheen de eenige, die geheel in haar eigen gedachten verdiept was. Zij nam eenige biezen in haar schort en vlocht daarvan een mooie mat.
Het werd later op den avond, en in het vertrek werd het al somberder en stiller. Iedereen bewaarde het stilzwijgen: het meisje viel in slaap met haar onvoltooide mat tusschen haar vingers.
De nacht brak aan, en de sterren fonkelden.
Eensklaps werd er op het raam geklopt.
Dit was zoo onverwacht, dat niemand zijn ooren wilde gelooven; maar men klopte nog eens, en nog eens, heel duidelijk, erg hard.
De heer des huizes stond op en ging naar de deur om open te doen. Zijn gasten en zijn vrienden staken hun pijpen op en begonnen te rooken. Weer deed zich een luid geklop op de ruiten hooren. De rookers huiverden, de kinderen keken elkander aan. Danilo deed de deur half open.
"Wie klopt daar?" vroeg hij.
Eene stem, een krachtige en mannelijke
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.