Majoor Frans | Page 6

Anna Louisa Geertruida Bosboom-Toussaint
brengen. Maar een mensen moet op zijn einde letten; ik ben nu in mijn vijf-en-zeventigste jaar en heb reeds eene attaque van beroerte gehad, die mij eene waarschuwing is geweest om zoodanige order op mijne zaken te stellen, dat er geene twist kan rijzen omtrent mijne nalatenschap, en bovenal dat deze niet zou kunnen vallen in handen van dezulken, die mijn leven verbitterd hebben; evenmin wil ik dat een heirleger van verre neven en nichten als haaien op mijne fortuin zullen aanvallen om die onder elkaar te verdeelen en alles te verbrokkelen, wat mijne ouders en ik zelve door orde, zuinigheid en wijs overleg hebben bijeenverzameld. Zoo heb ik dan besloten, een hunner tot mijn universeelen erfgenaam te benoemen, en die eenige moet gij zijn. Eerstens omdat uw moeders moeder degene mijner zusters is geweest, die mij het minste verdriet heeft aangedaan. Zij huwde een man van haar stand in goede positie, met volle toestemming harer ouders, en zij kon het niet helpen dat haar echtgenoot het slachtoffer is geworden van die afschuwelijke Belgische revolutie, waarbij hij leven en welvaart inboette, nalatende zeven dochters, van welke een uwe moeder is geworden, die zich evenmin als de andere nichten ooit om tante Sophie Roselaer heeft bekommerd, 't geen echter verschoonlijk is, daar bij hare terugkomst in 't vaderland de noodlottige familie-gebeurtenissen reeds hadden plaats gevonden, die mij besluiten deden met al de mijnen voor goed de gemeenschap af te breken. En de tweede reden--de voornaamste, waarom ik juist U onder al de anderen onderscheid, is deze: dat ik een goed gevoelen heb gekregen omtrent uw karakter en zelfstandigheid van geest. Ik heb op verschillende wijzen en tijden, bij vrienden zoowel als vreemden, naar u ge?nformeerd, en de narichten zijn altijd van dien aard geweest, dat ik u den meest geschikte dacht om uit te voeren wat mijn eenigste wensch is, dien ik u dringend verzoek te vervullen, indien het u eenigszins mogelijk is, namelijk: het eenig nagelaten kleinkind mijner oudste zuster tot vrouw te nemen en haar op die wijze dat aandeel te geven aan mijne nalatenschap, dat ik haar, uit aanzien van de treurige verdeeldheid in onze familie, nu moet onthouden. Ik had dat meisje in hare vroege jeugd tot mij willen nemen; om haar eene goede opvoeding te geven en aan dien jammerlijken soldatenboel te ontrukken, waarin zij nu is opgegroeid; maar het is mij bot af geweigerd, en de generaal von Zwenken, haar grootvader, heeft daarmee de toekomstige fortuin zijner kleindochter roekeloos verspeeld, om zijn ouden wrok tegen mij satisfactie te geven. Ook heb ik mijn testament gemaakt met het vaste voornemen om hem, noch iemand der zijnen, ooit een penning van mijn vermogen te laten genieten; maar bij later inzien wil ik het kleinkind niet straffen om de misdragingen harer grootouders. Ik wensch integendeel haar na mijn dood tot de erkentenis te brengen, dat die oude tante, wier naam zij zeker nooit dan met toorn en minachting heeft hooren noemen, nog zoo kwaad niet was en het althans met haar niet slecht heeft gemeend, ja zelfs na den dood nog het mogelijke heeft willen doen om haar te leiden door de hand van een edeldenkend man, die haar gelukkig zal maken, als zij het verdient. Aan haar zelve een deel van mijne fortuin toe te kennen, zou gelijk staan met het den grootvader in handen te spelen, die het voorzeker zou doorbrengen op dezelfde wijze als hij het vermogen mijner zuster heeft verspild en doorgebracht. Zoo kwam ik op het denkbeeld om U, neef Leopold, dien ik uit al de mijne bij mijne jongste beschikkingen heb uitverkoren om de onafhankelijke bezitter te zijn van al mijn wereldsch goed. U die ik weet een jongmensch te zijn van karakter en goede beginselen, U dit eene verzoek te doen, waarmee gij een onrecht dat ik genoodzaakt ben te plegen, zult goedmaken. De vraag is nu maar of gij in deze schikking genoegen zult nemen, en of het u mogelijk zal zijn aan mijne begeerte te voldoen. De bezwaren zouden kunnen voortkomen van de zijde die er het grootste belang in heeft, dit redmiddel, dat ik heb uitgedacht, aan te grijpen. In dat geval smeek ik u, de zaak niet dan op het uiterste op te geven. In 't andere geval, uw eigen tegenzin om u door eene lastige bemoeial als uwe oudtante blijkt te zijn, eene vrouw te laten opdringen, die u om de eene of andere reden niet convenieert, onthef ik u bij voorbaat van dien dwang, want ik wil dat er ten minste ����n lid van mijne familie zal zijn, die mijne nagedachtenis niet in afschuw houdt; maar als het daartoe komt kent de notaris van Beek mijne intenti?n, waarnaar gij u zult te schikken hebben, zoo gij u niet van de gansche nalatenschap wilt verstoken zien,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 172
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.