waardoor deze, zeer tegen mijn wil en wensch voor al mijne nabestaanden zou verloren gaan om aan industrieele ondernemingen te worden besteed. Dan, ik wacht wat beters van uw goed oordeel en wijs overleg, om niet te zeggen dat ik reken op uw goed hart, dat zich ontfermen zal over een jong meisje, reeds als kind door de kwaadwilligheid harer verwanten verstoken van de voorrechten die een deftig en gegoed geslacht haar scheen te waarborgen, en die haar volgaarne waren gegund door hare en uwe
liefhebbende oud-Tante
Sophie Roselaer tot de Werve.
P. S. Dat ik mij simpellijk Roselaer tot de Werve moet schrijven en niet van de Werve, is de schuld van den generaal; maar zijn koppigheid en dwarsdrijverij zal hem duur te staan komen.
"Nu, wat zegt gij?" vroeg Leopold, toen Verheyst na volbrachte lectuur het geschrift langzaam toevouwde met een bedenkelijk gezicht.
"Wat ik zeg? wel dat het een echte vrouwenbrief is: het punt dat bij haar het zwaarste weegt ligt in 't post-scriptum."
"Hm! dat kan waar zijn; hoe is 't mogelijk dat een christenmensch, dat eene vrouw, reeds met den eenen voet in 't graf, nog met zoo'n bitteren familiewrok is bezield geweest, en mogelijk om een bagatel!"
"Wat zal men zeggen .... uit de wissewasjes komen de felste processen voort, als men den wortel der bitterheid niet bij het eerste opschieten uitroeit. Maar ik had voor u wel gewenscht, dat deze dame met andere gevoelens ware bezield geweest jegens hare verwanten; de zaak ware dan zoo licht gevonden. Convenieerde u de jonge dame, dan: het huwelijk; viel het anders uit, dan: de verdeeling; gij bleeft beiden vrij, en met een half millioentje zoudt gij het ook wel kunnen doen."
"Och! dat het haar behaagd had mij een dertig duizend gulden te maken zonder conditie," verzuchtte Leopold, "dan ware ik van al dat geharrewar af."
"Dat zou zeker wel het gemakkelijkste zijn geweest voor u!" hernam Verheyst, even glimlachend; "maar ziet gij, men heeft niets voor niet, en als nu de wraakzuchtige oude dame u heeft uitgekozen om het instrument harer wraakzucht te zijn, dan kunt gij niet anders dan dien lastpost aanvaarden."
"Dat zie ik nog niet in...."
"Ik ben er zeker van dat zij zich op haar sterfbed heeft verkneukeld bij de gedachte, dat zij eene kampioen voor hare grieven heeft achtergelaten."
"Heel goed, maar als zij zich verbeeldt dat ik, ter wille van haar geld, de laagheid zal plegen, zoo maar blindweg hare kwade intenti?n te dienen, dan heeft zij zich zonderling in mij vergist, of men heeft haar al zeer verkeerde berichten omtrent mijn karakter aangebracht."
"Vooreerst weet gij immers niet of er werkelijk iets van u verlangd wordt, dat met uw karakter in strijd is. Voorts moet ik u zeggen, dat de beschikkingen eener overledene niet bediscussi?erd mogen worden, en dat men er zich zooveel doenlijk naar voegen moet. Blijkt u dat inderdaad onmogelijk bij nader onderzoek, welnú, dan is het nog niet te laat om terug te treden."
"Voorloopig heb ik in dien zin aan den notaris, geschreven. Ik voel wel dat ik beproeven moet of er iets van dat huwelijk kan komen; ik ben het in de eerste plaats aan het jonge meisje verplicht maar om de waarheid te zeggen: ik zou zoo graag willen dat een ander dan ik, gij bij voorbeeld, de eenige wien ik op dat punt volkomen vertrouwen kan, eens een kijkje kon nemen van de familie von Zwenken, van de jonge dame allermeest, eer ik zelf optrad, 't geen zoo heel decisief zou zijn...."
"Hoe gij u nu reeds de airs geeft van een millionair!" viel Verheyst in. "De preliminairen van zijn huwelijk te laten openen per ambassadeur! Jammer, waarde patroon, dat ik volstrekt niet in de gelegenheid ben uwe opdracht te aanvaarden. Wie weet hoe ver de serviliteit voor uw aanstaanden rijkdom mij anders nog vervoerd zoude hebben!" Er was eene mengeling van spot en gekrenktheid in den toon van dit antwoord, die Leopold deed opschrikken.
"Dit verwijt is immers geen meenens?" vroeg hij getroffen. "Gij weet wel dat ik niets kon bedoelen dan een vriendendienst vragen aan den eenige, wiens scherpzinnigheid en helder oordeel ik beter vertrouwen zou dan mijn eigen blik, door allerlei strijdige aandoeningen licht beneveld!"
"Wees gerust, zóó heb ik het ook opgenomen; ik wilde u slechts een weinig plagen, maar ongelukkig is het beletsel dat ik aanvoerde geen scherts maar strenge ernst. Ik moet morgen hier in den Haag blijven voor mijne eigene zaken, en daarna heb ik geen dag, geen uur meer te verliezen, om de laatste aanstalten te maken voor mijne groote reis."
"Van welke groote reis spreekt gij?"
"'t Is waar ook, wij hadden het zoo druk met uwe zaken, dat ik vergat u van de mijne te vertellen. Als gij mij niet uitgenoodigd hadt bij u te komen, zou ik u toch morgen in den loop van den dag eens opgezocht hebben
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.