"Ik heet niet...--
Ik weet niet...--
Ik zoek Elze-zus."--
"Leg op dan, mooi meisjen! wij vinden haar flus."
Zij gluurde eens,
Zij tuurde eens
Wie hij wel geleek;
Toen bloosde,
Toen poosde,
Toen werd zij schier bleek;
En 't gapen
Der knapen,
Die 't aanzagen, moê,
Stak Klaertjen haar vingers Flip bevende toe.
O Joosjen,
Mijn Troosjen,
Wat reden zij snel!
Wat beende,
Wat leende
Zij weelderig wel!
De molen,
Verscholen
In 't graauw van de lucht,
Verrees--was zij op--was--voorbij in hun vlugt.
't Ging schriller,
't Werd stiller
Op 't ijs om hen heen.
"Dra komen
Die boomen,
Dan zijn wij alleen!"
Sprak 't kwantjen
Die 't handjen
Nu vaster nog kneep.
Wel wilde zij 't ligten, toch bleef zij op sleep.
"Daar achter
Geen wachter,
Die nijdig bespiedt;
Voor kunstjens
Uw gunstjens,
Dat weigert ge niet!"
Met ijlden,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.