ingenomen, en dat zij uitmuntten in krijgshaftige eigenschappen. Van tijd tot tijd vinden wij ook andere dan aardrijkskundige mededeelingen zelfs bij oude schrijvers. Hellanicus van Lesbos, een geschiedschrijver uit de vijfde eeuw v.C., beschrijft de Kelten als handhavers van rechtvaardigheid en als mannen, die de deugd liefhadden. Ephorus (omstreeks 350 v.C.) geeft drie dichtregels over de Kelten, waarin hij zegt, dat zij "dezelfde gewoonten hadden als de Grieken" (het is niet duidelijk, wat hij daarmee bedoelt), en dat zij op vriendschappelijken voet met dezen verkeerden, die dan ook gastvriendschap met hen sloten. Plato echter rangschikt in de "Wetten" de Kelten onder de volken, die zich aan dronkenschap overgeven en strijdlustig zijn, en men schrijft hun groote barbaarschheid toe bij gelegenheid van hun inval in Griekenland en de plundering van Delphi van het jaar 273 v.C. Hun aanval op Rome en de plundering dier stad omstreeks een eeuw vroeger is ����n der mijlpalen in de oude geschiedenis.
De geschiedenis van dat volk gedurende den tijd, toen het de overheerschende macht in Midden-Europa voerde, moet men gissen of weder opbouwen uit verspreide aanwijzingen en mededeelingen van op zich zelf staande gebeurtenissen in hun optreden tegenover Griekenland en Rome, zooals de dierkundige dikwijls een voorwereldlijk dier weder opbouwt uit enkele fossiele beenderen. Geen kronieken zijn van hen tot op onzen tijd overgeleverd, geen bouwkundige overblijfselen zijn tot op onze dagen in wezen gebleven; slechts enkele munten en enkele versierselen en bronzen wapenen, met email opgelegd of waarop fijne en schoone patronen zijn gegraveerd of gedreven--alleen deze en de namen, die dikwijls in wonderlijk gewijzigde vormen verbonden zijn gebleven aan de plaatsen, waar zij woonden, van de Zwarte Zee tot aan de Britsche Eilanden, zijn zoowat al de zichtbare sporen, die ons door dien eertijds zoo machtigen volksstam van zijn beschaving en heerschappij zijn nagelaten. Toch kan daaruit en uit die verhalen van classieke schrijvers veel met zekerheid worden afgeleid, en nog meer kan met tamelijk veel waarschijnlijkheid worden gegist. De groote kenner der Keltische geschiedenis en oudheden, die voor enkele jaren is overleden, d'Arbois de Jubainville, heeft uit de beschikbare feiten een overtuigende schets gegeven der Keltische geschiedenis gedurende den tijd, die voorafgegaan is aan dien, waarop zij in het volle geschiedkundige licht zijn gekomen tijdens de veroveringen van Caesar [5], en van die schets geven wij hier de voornaamste trekken weer.
Het echte Keltische ras.
Om te beginnen, moeten wij het denkbeeld op zijde zetten, dat het Keltenland ooit door ����n enkel zuiver en homogeen ras is bewoond geweest. De echte Kelten waren, als wij op dit punt de met zorg bestudeerde en goed gedocumenteerde gevolgtrekkingen mogen aannemen van Dr. T. Rice Holmes [6] welk betoog wordt bevestigd door de eensluidende mededeelingen der oudheid, een rijzig, lichtharig ras, oorlogslievend en heerschzuchtig [7], dat oorspronkelijk (zoover wij het nog kunnen nagaan) hun woonplaats gehad heeft ergens bij de bronnen van den Donau, en die, zoowel door verovering als door op vredelievende wijze door te dringen, hun heerschappij uitstrekten over Midden-Europa, Galli?, Spanje en de Britsche Eilanden. Zij roeiden de oorspronkelijke praehistorische bewoners van die streken--palaeolithische en neolithische rassen, dolmen-bouwers en bewerkers van brons--niet uit, maar zij legden hun wel hun taal, hun industrie en hun overleveringen op, waartegenover zij ongetwijfeld van hun kant veel van hen overnamen, vooral, zooals wij zullen zien, op het gebied van den godsdienst. Onder de rassen vormden de echte Kelten een aristocratische en overheerschende kaste. In die hoedanigheid stonden zij, zoowel in Galli? en in Spanje als in Brittanni? en in Ierland, aan de spits van het gewapend verzet tegen vreemde invallen. Zij vingen den krachtigsten stoot op van oorlogen, verbeurdverklaringen en verbanning. Het ontbrak hun nooit aan moed, maar zij waren niet krachtig of niet eensgezind genoeg om de overhand te krijgen, en zij kwamen in veel grootere verhouding om dan de andere bewoners, die zij zelf hadden ten onder gebracht. Maar ook verdwenen zij, door hun bloed met dat van die andere bewoners te vermengen, waardoor zij den stempel van een aantal van hun eigen edele en mannelijke eigenschappen op hen drukten. Dit is de reden, dat de karakteristieke eigenschappen van die volken, die in onzen tijd Kelten genoemd werden en die de Keltische overleveringen en de Keltische taal voortplantten, in enkele opzichten zoozeer verschillen van die der Kelten uit de classieke geschiedenis en die der Kelten, die de litteratuur en de kunst van het oude Griekenland hebben voortgebracht, terwijl zij in andere opzichten daarmede zoo treffend overeenkomen. Om slechts ����n lichamelijk kenmerk te kiezen, de bewoners der meer Keltische districten van de Britsche eilanden kenmerken zich tegenwoordig door hun donkere gelaatskleur, hun haren enz. Zij zijn niet bijzonder donker, maar toch donkerder dan het overige gedeelte der bewoners van het koninkrijk. [8] Maar de echte Kelten der twaalfde eeuw zijn door Giraldus Cambrensis als een licht gekleurd ras
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.