is,
dat 't er spoedig onverschillig onder wordt; en zijn eenmaal de
gebruikelijke grondslagen der opvoeding gelegd, dan zult gij uw zoon
genoegzaam voorbereid vinden tot het ontvangen der lessen, die gij zelf
hem wenscht in te prenten."
"Zelf zal ik hem alles leeren," antwoordde meneer Rustig en vouwde de
armen over elkaar, als of hij zeggen wilde: "daar gaat niets af."
"Ik twijfel geen oogenblik aan uw bekwaamheid, maar ongelukkig zult
gij steeds met een onoverkomelijke zwarigheid te kampen hebben.
Neem me niet kwalijk, ik weet waartoe gij in staat zijt, en de jongen
zou zich inderdaad geluk mogen wenschen met zulk een onderwijzer,
maar--openhartig gesproken--het kan u evenmin als mij ontgaan, dat de
moederlijke toegeeflijkheid van mevrouw een leelijke hinderpaal voor
uw goede bedoeling zal wezen. De jongen is nu al zóó door haar
verwend, dat hij niet zal gehoorzamen, en zonder gehoorzaamheid kunt
gij hem niets inprenten."
"Ik erken, mijn waarde heer, de zwarigheid, die daarin gelegen is; maar
moederlijke zwakheid dient dan overwonnen door vaderlijke
gestrengheid."
"Mag ik weten hoe? want dat schijnt me onmogelijk."
"Onmogelijk! Wel drommels, ik zal hem leeren gehoorzamen, of
anders zal ik hem...."
Hier brak meneer Rustig plotseling af eer het woord "ranselen" aan zijn
lippen kon ontsnappen.
Dokter Middleton had moeite een glimlach te onderdrukken, toen hij
antwoordde: "Dat gij wel een middel zoudt vinden om hem de baas te
worden, daarvan ben ik ten volle overtuigd; maar wat zal er het gevolg
van zijn? De jongen zal zijn moeder als een beschermster en u als een
dwingeland beschouwen. Hij zal een hekel aan u krijgen en
dientengevolge nooit de vereischte aandacht wijden aan uw hoog te
waardeeren voorschriften, als hij eenmaal oud genoeg zal geworden
zijn om ze te begrijpen. Het komt me voor, dat het door u opgeworpen
bezwaar uit den weg te ruimen is. Ik ken een zeer achtenswaardig
kostschoolhouder, die geen gebruik maakt van de gard--ten overvloede
zal ik er hem uitdrukkelijk over schrijven--en als de jongen dan
gevrijwaard is voor het gevaar, waarmee de te groote toegeeflijkheid
van mevrouw hem bedreigt, zal hij binnen kort rijp zijn om onder uw
meer gewichtige leiding te komen."
"Wat gij daar zegt, dokter," antwoordde meneer Rustig na een poos,
"verdient, dunkt me, alle aandacht. Ik heb heel goed opgemerkt, dat de
onzinnige toegeeflijkheid mijner vrouw den jongen ongezeggelijk heeft
gemaakt, zoodat hij me tegenwoordig niet wil gehoorzamen, en als uw
vriend geen gebruik maakt van de gard, denk ik er ernstig over hem
mijn Jack te zenden, om hem de eerste gronden te leeren."
De dokter had het pleit gewonnen door den wijsgeer te vleien.
Den volgenden dag kwam hij terug met een brief van den paedagoog,
waarin deze met verontwaardiging sprak over het gebruiken van de
gard, en meneer Rustig deelde nu onder het theedrinken aan zijn vrouw
mede, welke plannen hij ten oprichte van zijn zoon Jack had.
"Naar school? Jaapje naar school? de jongen is nog heelemaal een
kind!"
"Alles goed en wel, beste, maar vergeet niet, dat hij zeven jaar is en 't
dus hoog tijd wordt, dat hij leert lezen."
"O, lezen kan hij al; ja, ja, dat heb ik hem zelf geleerd. Niet waar,
Saartje?"
"Gunst ja, mevrouw, eergisteren heeft hij nog de letters opgezegd."
"Maar, Rustig, wat heb je toch voor malligheid in je hoofd gehaald?
Jaapjelief, kom eens hier als een brave jongen, zeg nu eens, wat is de
letter A? Je hebt 't van morgen nog in den tuin gezongen."
"Suiker moet ik hebben!" antwoordde Jack, en reikte zoo ver mogelijk
met zijn arm over tafel om bij den suikerpot te komen, wat hem niet
gelukte.
"Nu ja, lievert, je zult een groote klont hebben, als je eerst maar zegt
wat de letter A is."
"A is een aapje, dat eet uit zijn poot," antwoordde Jack op een
vervelenden dreun.
"Zie je nu wel, Rustig; en zoo kent hij het geheele alphabet--is 't niet,
Saar?"
"Dat kan hij, de zoete jongen,--kun je niet, Jaapjelief?"
"Nee!" antwoordde Jaapje.
"Ja, ja, je kunt 't wel, mijn hartje, je weet best wat de letter B is. Weet
je 't niet?"
"Jawel," antwoordde Jaapje.
"Daar nu, Rustig, je ziet wat de jongen al kent, en hoe gehoorzaam hij
is bovendien. Kom, Jaapjelief, zeg nu eens, wat is de letter B?"
"Nee ik wil niet," antwoordde Jaapje. "Ik moet nog meer suiker
hebben!" En Jaapje, die op een stoel geklommen was, ging nu met zijn
geheele lijf over tafel hangen om bij den pot te komen.
"Mijn hemel! Saar, houd hem tegen, hij zal den theepot nog
omgooien!" riep mevrouw Rustig. Saar pakte Jaapje beet om hem terug
te trekken, maar, op die tusschenkomst niet gesteld, draaide de bengel
zich om, zoodat hij met zijn rug op tafel kwam te liggen, en schopte
Saar in het gezicht,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.