Jack Rustig | Page 3

Frederick Marryat
als of hij zeggen wilde: "daar gaat niets af."
"Ik twijfel geen oogenblik aan uw bekwaamheid, maar ongelukkig zult gij steeds met een onoverkomelijke zwarigheid te kampen hebben. Neem me niet kwalijk, ik weet waartoe gij in staat zijt, en de jongen zou zich inderdaad geluk mogen wenschen met zulk een onderwijzer, maar--openhartig gesproken--het kan u evenmin als mij ontgaan, dat de moederlijke toegeeflijkheid van mevrouw een leelijke hinderpaal voor uw goede bedoeling zal wezen. De jongen is nu al zóó door haar verwend, dat hij niet zal gehoorzamen, en zonder gehoorzaamheid kunt gij hem niets inprenten."
"Ik erken, mijn waarde heer, de zwarigheid, die daarin gelegen is; maar moederlijke zwakheid dient dan overwonnen door vaderlijke gestrengheid."
"Mag ik weten hoe? want dat schijnt me onmogelijk."
"Onmogelijk! Wel drommels, ik zal hem leeren gehoorzamen, of anders zal ik hem...."
Hier brak meneer Rustig plotseling af eer het woord "ranselen" aan zijn lippen kon ontsnappen.
Dokter Middleton had moeite een glimlach te onderdrukken, toen hij antwoordde: "Dat gij wel een middel zoudt vinden om hem de baas te worden, daarvan ben ik ten volle overtuigd; maar wat zal er het gevolg van zijn? De jongen zal zijn moeder als een beschermster en u als een dwingeland beschouwen. Hij zal een hekel aan u krijgen en dientengevolge nooit de vereischte aandacht wijden aan uw hoog te waardeeren voorschriften, als hij eenmaal oud genoeg zal geworden zijn om ze te begrijpen. Het komt me voor, dat het door u opgeworpen bezwaar uit den weg te ruimen is. Ik ken een zeer achtenswaardig kostschoolhouder, die geen gebruik maakt van de gard--ten overvloede zal ik er hem uitdrukkelijk over schrijven--en als de jongen dan gevrijwaard is voor het gevaar, waarmee de te groote toegeeflijkheid van mevrouw hem bedreigt, zal hij binnen kort rijp zijn om onder uw meer gewichtige leiding te komen."
"Wat gij daar zegt, dokter," antwoordde meneer Rustig na een poos, "verdient, dunkt me, alle aandacht. Ik heb heel goed opgemerkt, dat de onzinnige toegeeflijkheid mijner vrouw den jongen ongezeggelijk heeft gemaakt, zoodat hij me tegenwoordig niet wil gehoorzamen, en als uw vriend geen gebruik maakt van de gard, denk ik er ernstig over hem mijn Jack te zenden, om hem de eerste gronden te leeren."
De dokter had het pleit gewonnen door den wijsgeer te vleien.
Den volgenden dag kwam hij terug met een brief van den paedagoog, waarin deze met verontwaardiging sprak over het gebruiken van de gard, en meneer Rustig deelde nu onder het theedrinken aan zijn vrouw mede, welke plannen hij ten oprichte van zijn zoon Jack had.
"Naar school? Jaapje naar school? de jongen is nog heelemaal een kind!"
"Alles goed en wel, beste, maar vergeet niet, dat hij zeven jaar is en 't dus hoog tijd wordt, dat hij leert lezen."
"O, lezen kan hij al; ja, ja, dat heb ik hem zelf geleerd. Niet waar, Saartje?"
"Gunst ja, mevrouw, eergisteren heeft hij nog de letters opgezegd."
"Maar, Rustig, wat heb je toch voor malligheid in je hoofd gehaald? Jaapjelief, kom eens hier als een brave jongen, zeg nu eens, wat is de letter A? Je hebt 't van morgen nog in den tuin gezongen."
"Suiker moet ik hebben!" antwoordde Jack, en reikte zoo ver mogelijk met zijn arm over tafel om bij den suikerpot te komen, wat hem niet gelukte.
"Nu ja, lievert, je zult een groote klont hebben, als je eerst maar zegt wat de letter A is."
"A is een aapje, dat eet uit zijn poot," antwoordde Jack op een vervelenden dreun.
"Zie je nu wel, Rustig; en zoo kent hij het geheele alphabet--is 't niet, Saar?"
"Dat kan hij, de zoete jongen,--kun je niet, Jaapjelief?"
"Nee!" antwoordde Jaapje.
"Ja, ja, je kunt 't wel, mijn hartje, je weet best wat de letter B is. Weet je 't niet?"
"Jawel," antwoordde Jaapje.
"Daar nu, Rustig, je ziet wat de jongen al kent, en hoe gehoorzaam hij is bovendien. Kom, Jaapjelief, zeg nu eens, wat is de letter B?"
"Nee ik wil niet," antwoordde Jaapje. "Ik moet nog meer suiker hebben!" En Jaapje, die op een stoel geklommen was, ging nu met zijn geheele lijf over tafel hangen om bij den pot te komen.
"Mijn hemel! Saar, houd hem tegen, hij zal den theepot nog omgooien!" riep mevrouw Rustig. Saar pakte Jaapje beet om hem terug te trekken, maar, op die tusschenkomst niet gesteld, draaide de bengel zich om, zoodat hij met zijn rug op tafel kwam te liggen, en schopte Saar in het gezicht, juist toen ze een tweede greep naar hem wilde doen. Van den weeromstuit gleed Jaapje een eind over de gladde tafel en kwam met zijn hoofd tegen de theepot terecht. Wel greep mevrouw er schielijk naar, maar toch kreeg haar man een flinken scheut van het kokende vocht over zijn beenen; zoodat hij opsprong en al stampvoetend alles behalve wijsgeerig uitviel. Intusschen hadden Saar en mevrouw Jaapje verwijderd en susten hem om het zeerst met
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 110
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.