In het Schemeruur | Page 9

Pieter Louwerse
zulke leelijke woorden en hij vloekte zoo! En eens heeft hij van mij een doosje met kleurkrijt gestolen, dat ik meegebracht had om een kaartje te teekenen. Ik had het in den lessenaar gezet en het vergeten mede te nemen toen ik naar huis ging!"
"Ja, en mijn pet heeft hij bij den smid in de sloot gegooid," riep Jan van den timmerman.
"En bij meester heeft hij al de aardbeien afgeplukt toen hij school moest blijven. Hij is toen door het raam geklommen!" zei een ander en een derde voegde er bij: "Ja, en van mijn zusje heeft hij een mooi Faber-potlood gekaapt!"
Misschien zouden de kinderen nog veel meer van Govert verteld hebben als mijnheer Van Laeken niet gezegd had: "Stop maar, ik weet genoeg van dien knaap, en nu ik dat alles weet, verwonder ik er mij ook niet meer over, dat hij vanmorgen naar de gevangenis gebracht is. Van zulk een jongen kan men niets anders verwachten. Ik weet ook wat van een paar deugnieten te vertellen, waarmee het niet veel beter afgeloopen is, ja, misschien wel erger! Ik zal je dat eens vertellen.
Mijn goede vader had nog een flink bestaan en droomde er niet van, dat hij eens gebrek zou moeten lijden. Daarom had hij voor mij een school gezocht, waar de kinderen heel veel leeren konden, en al kostte dat ook veel geld, dat had vader er wel voor over; want hij zei altijd: "een kop met verstand is veel gemakkelijker mee te dragen dan een zak met geld. Geld kunnen ze een mensch ontnemen, maar wat in het hoofd zit, daar moeten ze afblijven!"
Op die school gingen ook twee zoontjes van een schrijnwerker, die wel met twaalf knechts werkte en dus veel geld verdiende. Nu spreekt het vanzelf, dat die man het heel druk had en zich daarom niet altijd zooveel met zijn kinderen bemoeide, als dat wel moest. Geheele dagen was hij soms van huis en daar hij veel van zijn kinderen hield, gaf hij om hun maar pleizier te doen, hun in alles den zin, als hij eens thuis was. En Henri en Jacques,--zoo heetten de jongens,--waren slim. Ze wisten precies waar ze moesten gaan staan om vader te bedriegen. Ja, ze wisten zich z���� mooi voor te doen, dat van al het kwaad, dat ze zelf deden, een ander de schuld kreeg. Er kwamen heel dikwijls klachten over de beide jongens en, als hij er dan w��t van geloofde, dan wisten de schelmen z���� te praten, dat vader op het laatst zei: "Ze schijnen het dan ook altijd op jelui beiden voorzien te hebben. Het is schande! Maar, als ze weer komen klagen, dan zal ik die lui wel eens terechtzetten."
Dat was koren op den molen van de deugnieten, en ze maakten elkander wijs, dat er geen beter vader op heel de wereld was.
Hoe ze zich bedrogen!
Hadden ze nu maar een moeder gehad, die vader eens alles vertelde, zooals het was, maar ach, de arme jongens, hun moeder was in een krankzinnigen-gesticht en de dokters hadden gezegd, dat ze nooit meer beter zou worden.
Een oude tante van vader deed het huishouden, en daar deze arm was, en door haar neef al eens bedreigd was, dat ze het huis uit zou moeten, als ze weer over zijn "arme, lieve kinderen" klagen kwam, had ze besloten te zwijgen, er mocht gebeuren wat er wilde.
Dat was nu wel niet mooi van die vrouw; maar oud en arm zijn en niet weten waarheen, dat zegt veel en daarom moeten we het die oude vrouw niet zoo ten kwade duiden, dat ze zweeg, en.... alles van de kwajongens verdroeg om, zooals ze zei, een gerusten en goeden ouden dag te hebben.
En goed had zij het. Ze kon eten en drinken zooveel en wat ze wilde. Maar het is met eten en drinken alleen niet te halen. Gelukkig was ze niet; want de neefjes maakten haar het leven zoo bitter, dat ze dikwijls heele nachten lag te huilen, in plaats van te slapen. En dat moet niet. Als een mensch gezond, sterk en vroolijk wil blijven, dan moet hij 's nachts slapen en geen andere dingen doen.
Onder degenen, die het meest kwamen klagen, behoorde monsieur Levin, die ongehuwd was en een goede school had.
"Weet je wat," zei monsieur Levin op zekeren dag tegen baas Daelhouten, den schrijnwerker, die hem brutale woorden gaf, omdat hij over de broers klagen kwam, "weet je wat, baas Daelhouten, ik heb een goede school! De voornaamste burgers van Antwerpen zenden er hun kinderen heen, en ik weet zeker, dat ik meer dan twee andere kinderen van mijn school verliezen zou, als ik je zoontjes hield, wanneer ze zich niet beterden. Daarom vraag ik je op den man af: Wil je je jongens nu straffen voor het gemeene kwaad, dat ze gedaan hebben, ja of
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 42
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.