In het Oerwoud en bij de Kannibalen op de Nieuwe Hebriden | Page 5

Felix Speiser
de inboorling van de kust tegenwoordig ook weelde kent en er allerlei liefhebberijen op na houdt. Hij bestelt dure zijden stoffen, die hij mogelijk eens hier of daar heeft gezien, gaat naaimachines probeeren en neemt al, wat zijn kooplust opwekt. Ten gevolge van de groote concurrentie zijn de arbeidsloonen en de prijzen voor de producten buitensporig hoog geworden, wat de inboorlingen welvaart zou kunnen brengen, als ze de waarde van het geld kenden en het verstandig gingen gebruiken. Maar ze geven het meestal dadelijk uit aan allerlei onzinnige dingen tot vreugde van den koopman, die op alle waren gemiddeld vijftig procent winst maakt, of wel hij spaart, om een varken te koopen en in sommige gevallen begraaft hij het. Het is verwonderlijk, hoe gemakkelijk de inboorling hier een klein vermogen zou kunnen sparen, en dat hij het niet doet, is niet enkel luiheid, maar ook gemis aan behoeften.
De natuur schenkt hem voedsel in overvloed, zonder dat hij zich behoeft in te spannen; lucifers, tabak en een mes, die alleen heeft hij noodig, en die kan hij met weinig moeite koopen. Wat hij meer verdient, kan hij aan zijn liefhebberijen besteden, en zoo is hij trots alles economisch baas in het land. Niet weinig handelaars hebben dat al tot hun schade ondervonden, als er wegens onaangenaamheden een taboe op hun station werd gelegd, of als om mishandeling zich geen arbeider meer bij hen wilde verhuren. Ieder koopman is dus zoo voorkomend mogelijk voor zijn klanten en tracht, net als in een modern warenhuis, de begeerte van de koopers door steeds nieuwe en aantrekkelijke fantaziegoederen te voldoen.
Voorzichtig en wantrouwend is de inboorling wel, als er sprake is van gewone gebruikswaren, maar lichtzinnig en verkwistend, als hij een gevulden buidel heeft en weeldeartikelen aanschaft. Terwijl de onderhandelingen voortduurden, gingen wij in het woonhuis, een groot, laag gebouw met witte muren, een zwaar dak en veranda's. Om het huis is een poging gedaan, om een tuin aan te leggen, maar hij is verwaarloosd; de planten zijn verwilderd, gras groeit op de wegen, en de hagen zijn vervuild. Men voelt, dat eenmaal hier een vrouwenhand aan het werk is geweest, die den tuin verzorgde. Dat zal wel lang geleden zijn, en nu stelt niemand er belang in, om de omgeving van het huis op te knappen. In het huis zelf was het zindelijk, en van de veranda had men een mooi gezicht op de zee, waarin des avonds de zon verzonk.
De beambten waren kalme menschen, die weinig spraken. Er is niet veel te vertellen. Het weder en speculaties over de namen en het doel van de in de verte voorbijvarende zeilbooten zijn de voornaamste onderwerpen van gesprek. Na de lunch gingen ze op de veranda zitten, om zich in de kranten te verdiepen, waar de post heele rollen tegelijk van bezorgt. Maar al gauw begint in den namiddag weer het werk, waarvoor de boeboe, de oude schelphoorn, de zwarten uit hun hutten roept, weg van de eeuwig glimmende vuren. Alles begeeft zich weer naar de plantage.
De opbrengst van de verschillende eilanden aan copra is zeer verschillend. Terwijl op enkele de kokospalm maar spaarzaam vertegenwoordigd is, zijn andere eilanden er geheel mee overdekt. Dat zijn vooral Aoba en Ambrym, twee eilanden van vulkanischen oorsprong, waar weinig water is in den vorm van bronnen en beken, al regent het er genoeg. Men vermoedt, dat de inboorling, die op het water van de kokosnoot als drinken is aangewezen, wel gedwongen was, veel kokospalmen aan te planten. Die bewering is wel voor bestrijding vatbaar; maar een feit is het, dat op Aoba en Ambrym de inboorling haast geen ander water drinkt dan het aangenaam zuurachtig smakende van de kokosnoot.
De zwarten werken in de plantage in rijen, stil zweetend in zon en regen, de vrouwen met haar mannen. Hier scheiden de mannen ongaarne van de vrouwen; ze zijn jaloersch en houden er niet van, dat de vrouwen onder elkander de mannen kritizeeren. Ook hebben verscheiden planters de ervaring opgedaan, dat er meer werk wordt verricht, als de geslachten samen arbeiden. Overigens zijn voor de lichtere werkzaamheden de vrouwen veel bruikbaarder dan de mannen, omdat ze van kind af gewend zijn, op het veld te werken, terwijl voor de mannen, die hun dagen in gemakkelijk nietsdoen hebben gesleten, de overgang tot geregelden arbeid niet gemakkelijk is. Er zijn planters, die het den inboorlingen niet kunnen vergeven, als ze niet begeerig zijn, om in hun dienst te treden; maar het is inderdaad niet in te zien, waarom de inboorling dat zou doen. Integendeel is het haast verwonderlijk, dat er nog arbeiders te krijgen zijn.
Tehuis zwelgt de inboorling in luiheid, maar ook dikwijls in verveling. Elke zijner behoeften kan hij bevredigen, als hij zich de kleine moeite getroost, wat copra te maken, want daarmee ontvangt hij in korten tijd veel meer geld, dan
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 39
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.