In het Oerwoud en bij de Kannibalen op de Nieuwe Hebriden | Page 2

Felix Speiser
konden wij onszelven en onze have een
beetje drogen en sliepen weldra op den harden grond den slaap van de
vermoeienis.
Een luid tamtamconcert wekte mij des morgens en riep de gemeente tot

den kerkdienst. Daarna braken we op. Weer ging het steil bergop in den
regen. Eerst toen we de waterscheiding achter ons hadden, waar het
weêr ons had vergund, even in het Oosten en het Westen de zee te zien,
klaarde de lucht op, en tegen den avond kwam een verwarmend
zonnetje ons verkwikken. De meest uit het Oosten komende wolken
ontladen zich op de oostkust, die dus zeer regenrijk is en een overmatig
weelderigen plantengroei vertoont. De westelijke helling is veel droger,
heeft groote grasvelden, minder dicht bosch, maar heeft toch water
genoeg door den regen, die op de bergtoppen valt en door de vele
beken. Hoewel het aan deze kust veel warmer is dan op de andere, toch
is het klimaat als tropenklimaat daar bijna ideaal te noemen, vergeleken
bij de zware, vochtige lucht aan den anderen kant, die zoo vermoeiend
en verslappend werkt. Wij voelden ons daarom als in een ander land,
toen we laat in den nacht na een langen marsch langs het strand ons
naar het dorp voortsleepten.
Den volgenden dag had de daar gevestigde planter de vriendelijkheid,
mij in zijn motorboot naar een zuidelijk gelegen punt aan de kust te
varen, dat er van de zee uit imposant en woest uitzag. De bergen traden
er tot aan het strand en vielen soms loodrecht in zee. Diepe, smalle
dalen leidden uit zee rechtstreeks naar het binnenland, bijna tot in het
hart van het schiereiland. In die dalen hingen zware nevels, ofschoon
het een heldere dag was. Het leek wel, alsof in die nauwe kloven en
afgesloten dalketels eeuwig een dreigende weerstoestand werd
gebrouwen, die, als de spanning te groot werd, overkookte en zich in
donkere nevels uit de dalen over de zee uitspreidde. Herhaaldelijk trof
ons een ruwe windstoot en kletterde een regenbui op ons neer, tot we
buiten de gevaarlijke zône waren. Dan lag alles weer in den helderen
zonnegloed; de kust bood een schilderachtig, afwisselend schouwspel
met de vele violette bergsilhouetten. Men zag alleen vlak oeverland aan
de mondingen van de dalen, de delta van de woudbeken.
Op zoo'n kleine delta lag ons reisdoel, een zendingsdorp, en wij gingen
aan land. Pas hadden we den voet op den wal gezet, of we bespeurden
een zoo hevige aardbeving, dat we nauwelijks op de been konden
blijven. De stoot duurde ongeveer dertig seconden; daarna hoorden we
een dof gedonder en zagen, hoe langs de heele kust groote rotsmassa's

in zee rolden. Het water spoot hoog op, en weldra hing een gele damp
boven alles en hulde de omgeving in zware wolken. De stooten
duurden nog in minder sterke mate den heelen nacht, waarbij we het
neerstorten van de steenmassa's in het woud hoorden. Toch sliepen we
niet slecht onder een waggelend dak.
Den volgenden dag lieten we ons in Woes door een aardig
pottenbakstertje, een klein vrouwtje van niet meer dan 1344 millimeter,
een kruik vormen. In circa tien minuten was die gevormd, zonder
andere hulp dan van een vlakken bamboesplinter. Zonder een
pottenbakkersschijf maakte ze de ronding zeer regelmatig en gaf aan
het vaatwerk een bevalligen, haast klassieken vorm. Het groote aantal
kleine menschen in het dorp was opvallend; maar in de gemengde
bevolking van zulk een zendingsdorp kan men geen besluiten trekken
over de oorspronkelijke bevolking. Toch is hoogst waarschijnlijk ook
die klein van stuk geweest.
Ik had nauwelijks den tijd, de noodige metingen te doen, want we
moesten spoedig terugkeeren. Van het schip uit konden we de
verwoestingen door de aardbevingen beter waarnemen. De hellingen
waren kaal geworden, en de zee was overdekt met hout en takken. Ook
hadden we de onaangename sensatie, een stoot in de boot te voelen.
Die begon plotseling te sidderen en te schudden, alsof een reuzenvuist
ons schip heen en weer schudde, terwijl tegelijk weer puin en steenen
in zee vielen. Langzamerhand gewenden we aan de bevingen, want ze
duurden verscheiden weken en werden geleidelijk zwakker, meer
horizontaal verloopend, zoodat men het gevoel had, alsof men op een
groote schommel stond.
Het andere dorp, waar pottenbakkerij werd beoefend, Pespia, lag meer
in het binnenland. Ik bezocht het den volgenden dag. Een marsch van
drie uren door een goed beplant, schilderachtig dal bracht ons weer in
een land van naakte heidenen, wat eigenlijk een verademing is na de
afschuwelijke vuilheid van de kleeding der Christenen, en die
naaktheid is stellig niet minder decent. Ook hier werden we vriendelijk
ontvangen, en het hoofd ijlde gewillig weg naar de verspreide hutten,
om de menschen voor den volgenden dag in zijn huis te ontbieden.

Ik kreeg daardoor een goede gelegenheid, een overzicht van de
bevolking te krijgen. Ik liet weer een kruik
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 40
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.