In de Oer-wouden van Afrika | Page 2

Jules Verne
naam danken aan een der voornaamste rechter
zijstroomen van de Congo- of Zaïre-rivier.
Deze streek strekt zich uit ten Oosten van Duitsch Kameroen, en hare
grenzen kunnen niet met nauwkeurigheid worden aangegeven. Zij
kenmerkt zich door een machtigen plantengroei en hier en daar, maar
op groote afstanden van elkander, liggen dorpen, waarvan de bewoners
onafgebroken met elkander strijd voeren en waarvan enkele, zooals
bijvoorbeeld de Mouboutou-negers, tusschen het Nijlbekken en de
Congo, menscheneters zijn. En het is afschuwelijk, maar meerendeels
slachten deze kannibalen kinderen, die in deze streek zoo weinig in tel
zijn, dat men ze als geld gebruikt en er koopwaren mede betaalt. De
rijkste neger is dan ook hij, die de meeste kinderen heeft!
En al was de Portugees Urdax met zijn reisgenooten niet bepaald door

deze gevaarlijke streek gegaan, toch hadden zij af en toe ontmoetingen
met deze woeste Congo-negers gehad, die alleen door geweerschoten
op eenigen afstand konden gehouden worden.
Dicht bij een dorp, nabij de bronnen van de Bahar-el-Abiad, hadden
John Cort en Max Huber echter gelegenheid gehad een kind te redden
van het vreeselijk lot dat hem dreigde en dit voor enkele snuisterijen en
kralen van de kannibalen afgekocht.
Het was een knaap van tien jaren, gezond en sterk, uit wiens oogen
schranderheid sprak en die voor zijne redders groote aanhankelijkheid
aan den dag legde. De arme jongen, die aan zijn ouders en aan zijn
stam ontroofd was, heette Llanga en leefde sedert als aangenomen kind
van Max Huber en John Cort in de factorijen van Libreville, waar hij
alle gelegenheid had wat Fransch en Engelsch te leeren.
Toen de wagen voor dien nacht halt hield, werden de ossen
afgespannen en de vermoeide dieren legden zich dadelijk neder.
Het proviand en de buitgemaakte slagtanden waren toevertrouwd aan
de dragers, een vijftigtal Kameroen-negers, en op last van John Cort
werd onder de prachtige tamarindeboomen een soort kampement
ingericht. Van droge takken werden twee groote vuren aangelegd en
voorraad antilopenvleesch was rijkelijk aanwezig. Zoo kon een goede
maaltijd gehouden worden, zonder dat groot gevaar te duchten was,
want, zooals van zelf spreekt, bevatte de wagen voor het persoonlijk
gebruik der drie blanken een flink getal uitstekende vuurwapenen en
ammunitie.
Niettemin bepaalde de voorlooper, toen de karavaan zich ter ruste zou
leggen, dat eenige mannen beurtelings twee uren zouden waken,
hetgeen in deze streken altijd raadzaam is, zoowel tegen vier- als
tweebeenige aanvallers.
Ten opzichte der veiligheid verzuimde Urdax dan ook geen enkelen
maatregel. Deze Portugees was een krachtig gebouwd man van
omstreeks vijftig jaren, die met de leiding eener karavaan ten volle
vertrouwd was, en in den voorlooper Khamis, een vijf en dertigjarige

neger, zeer vlug, zeer koelbloedig en zeer dapper, had hij een
uitnemende hulp.
Het was aan den voet van een der tamarindeboomen, dat de drie
blanken zich nederzetten voor het maal, dat door Llanga gebracht werd
en onder het eten werd de verdere tocht besproken.
"Wij moeten nu Zuidwestelijk gaan", zei Urdax.
"Ja, want ik geloof dat wij vlak Zuid een dicht woud voor ons hebben."
"Ja, een zeer dicht, bijna ondoordringbaar woud", beaamde de
Portugees; "wilden wij het Oostelijk omtrekken, dan zouden daartoe
maanden noodig zijn. Maar Westelijk komen wij aan de Oebanghi,
dicht bij de stroomversnellingen van de Congo."
"Maar zou het de reis niet bekorten als wij dwars door dat woud
trokken?" vroeg Max Huber.
"Ja, het zou een paar weken uitsparen."
"En waarom doen wij dat dan niet?"
"Omdat het woud ondoordringbaar is."
"Kom, dat geloof ik niet!" riep de jonge Franschman.
"Ondoordringbaar misschien niet voor voetgangers", hernam de
Portugees, "hoewel ik daarvan ook nog niet eens zeker ben, maar voor
wagens is het zeker ondoenlijk."
"En heeft nooit iemand beproefd dat woud door te trekken?"
"Beproefd misschien wel, maar gelukt is het zeker niet en in Kameroen
zoowel als in den Congo zou ieder u zulk een onderneming
afraden.--Het is de vraag of men met de bijl of met vuur er een weg
doorheen zou kunnen maken en nu spreek ik nog niet eens van de
reusachtige doode boomen, die onoverkomelijke hinderpalen vormen."

"Onoverkomelijk Urdax!" spotte de ongeloovige Max.
"Komaan Max", zei John Cort, "denk toch niet aan zoo iets onzinnigs
en wees liever blij, dat wij zulk een woud kunnen omtrekken. Ik heb
geen lust mij in zulk een doolhof te wagen!"
"Wie weet wat er in verborgen is!"
"En wat zou er in verborgen zijn, Max? Onbekende rijken, betooverde
steden, vreemde dieren, olifanten met zes pooten of negers met drie
beenen?"
"Best mogelijk", antwoordde Max Huber onverstoorbaar.
"Hoe het zij", hernam Urdax, "ik ga met mijn wagen dat bosch niet in!"
Hiermede was het gesprek geëindigd en besloot men te gaan slapen.
Llanga bracht dekens en goed daarin gewikkeld legden de twee
vrienden zich tusschen de wortels van een tamarindeboom, terwijl
Llanga zich als een waakhond aan hunne voeten
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 39
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.