In Zuid-Bretagne | Page 6

Gustave Geffroy
costumes der dames, wit en rood en fleurig, de mannen met hooge witte boorden, alsof ze een rol in een blijspel speelden, waarin het leven op een kasteel voorkwam, en geen middagmaal in een dorpsherberg vlak bij de schepen met sardines.
Concarneau gelijkt teveel op een deftige badplaats; maar als men het plaatselijke leven nagaat, is het bestaan der visschers altijd interessant. Ruwe, sterke heftige mannen zijn het, die soms een wedstrijd houden met volle booten, om maar het eerst hun visch te verkoopen. Daarna wordt alles weer kalm, als de booten op een rij liggen in de haven, en de netten drogen.
Ik ben hier gekomen in een tijd van feestelijkheden; en ik meng mij onder de menigte, die kijkt naar wilde-beestenspellen en luistert naar straatzangers. Er zijn veel vrouwen bij met bretonsche mutsjes en mannen met snorren, uit het régiment meegebracht.
De beide stadjes staan met elkander door een brug in gemeenschap. De nieuwe stad is slechts een voorstad, maar die neemt toe in aanzien en wint het van de moederstad. Deze heeft een geschiedenis, verhaald door de stevige muren. Zij is bezet geweest door de Engelschen, werd bevrijd door Du Guesclin en had te lijden in de oorlogen der Liga. Tusschen de hooge wallen, en in de vesting met gekanteelde muren is thans een visscherijschool gevestigd.
Buiten Concarneau kan men een bezoek brengen aan het museum Keryolet, aan het departement vermaakt door de gravin Chauveau Narischkine. Het uitwendige is een slechte nabootsing van werk der 15de eeuw, maar er zijn enkele mooie dingen, oud borduursel, aardewerk en een verzameling mutsjes. Toch is het prettiger, door de velden te loopen, waar de natuur prachtig is.
Deze heele streek van Bretagne is als een tuin, gelegen op de zuidelijke helling der Zwarte bergen, een oude, liefelijke tuin met eeuwenoude boomen, bloeiende velden en omlijnd door het saffierblauw van de zee. Van Quimperlé tot Douarnenez ademt alles rust, bekoring en vroolijkheid, met uitzondering alleen van de vooruitstekende rotspunten, die van Penmarch en du Raz.
In deze opmerking is niets overdrevens. Er is in Bretagne een eigenaardige tevredenheid, een natuurlijke vroolijkheid bij de bewoners. Reeds in het noorden van het land, aan het Kanaal, waar men den ernst verwachten zou in de straatjes der kloosterachtige steden, heeft de melancholie haar glimlach. Ik denk vooral aan de vrouwen van het land, nu ik dit schrijf, de vrouwen, die het leven zoo kalm opnemen, zoo aanhoudend bezig zijn en zoo bevallig zich bewegen met onveranderlijk, kalm gelaat. Zij kunnen echter ook wel haar genoegen er af nemen, en niet alleen de jonge meisjes, ook de oude vrouwen dragen dikwijls den gelukkigen glimlach, die aantoont, dat zij 's levens zorgen niet zwaar nemen. Op feestdagen, bij bruiloften en boetedagen ontmoet men altijd bekoorlijke oudjes, zacht, eenvoudig en welwillend, die u een tot weerziens toeroepen, haar "kennavo!" alsof ze wilden zeggen, dat men ze misschien niet zal terugzien in de vroolijke gezelschappen, maar dat zij niettemin zeer gelukkig zouden zijn, als ze nog één- of tweemaal mochten terugkeeren.
Nog duidelijker komt het opgewekte humeur aan den dag in het zuiden in de streken aan den Atlantischen Oceaan; de taal is er levendiger; de menschen spreken haastiger en luider, en er wordt meer gezongen. Op de wegen hoort men lachen en zingen en praten; elk kruispunt van wegen wordt een societeit, soms een danszaal. Een muzikant, op een ton staande, is voldoende, en men danst de oude boerendansen met de vastgestelde figuren en de deftige buigingen.
Ik heb zulke menuets zelfs zien dansen op den weg naar Raz in dat sombere landschap, waar de velden door steenen zijn omsloten. Er moet een groot weerstandsvermogen in het ras aanwezig zijn, om zoo de nederige en bescheiden algemeene vroolijkheid te kunnen handhaven bij de vijandige natuur tegenover die zee, die zoo dikwijls wreed en woest is. Maar het landschap is daarentegen vertrouwd en vriendelijk langs de holle, door groen beschaduwde wegen, de voetpaden, tusschen hagen ingesloten en de velden, bloeiend afloopend naar zee.
Mij treft die luchthartigheid in het land, dat met zijn schoone boomen de baai de la Forêt omzoomt en dat tot Concarneau en de in zee uitstekende punt Beg-Meil voortloopt, terwijl ik door het dorp La Forêt en 't gehucht Fouesnant ga. Men beschrijft, als 't ware, al dat groen, die rose en blauwe velden en den glanzigen zeespiegel voor zich zelven, alleen als men die dagen herroept en zich de aardige gesprekken weer te binnen brengt. Ik weet wel, dat de strijd om het bestaan ook hier als elders een onaangenamen kant kan hebben; maar ondanks alles, ondanks de kwaal van het snobisme, hier en daar opgetreden op bepaalde plaatsen aan de kust, ondanks de kwade praktijken, met de beschaving in de veelbezochte dorpen gebracht, ondanks de noodzakelijke laagheden, die met het bezit van geld worden aangevoerd, is dit toch het land, waar
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 20
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.