Het portret van Dorian Gray | Page 2

Oscar Wilde
zijn ze; natuurlijk niet in de kerk, maar in de kerk denken ze niet. Een bisschop zegt, als hij tachtig is, nog precies wat hij moest zeggen toen hij achttien was en, als een natuurlijk gevolg, ziet hij er altijd even stralend uit. Jouw geheimzinnige jonge vriend, dien je mij nog nooit genoemd hebt, maar wiens portret me bepaald betoovert, denkt nooit; daar ben ik zeker van. Hij is een mooie jongen zonder hersens, die hier altijd in den winter moest zijn, als we weinig bloemen hebben om naar te kijken, of in den zomer, als we ons verstand wat willen afkoelen. Vlei jezelven maar niet; Basil, je lijkt niet het minst op hem!
--Je begrijpt me niet, Harry, antwoordde de schilder. Natuurlijk lijk ik niet op hem, ik weet dat heel goed; en ik zou niet gaarne op hem willen lijken. Je gelooft me niet? Ik zeg je de waarheid. Er rust een noodlot op alle fyzieke en intellectueele distinctie, het zelfde noodlot, dat op vorsten schijnt te rusten. Men moet niet verschillen van zijn evenmenschen. Leelijken en dommen zijn het best af in de wereld. Zij zitten op hun gemak en kijken naar de pret. Weten zij niets van succes, zij kennen ook geen teleurstelling. Zij leven zooals wij allen moesten leven, ongestoord en onverschillig en zonder onrust. Zij brengen nooit ellende over anderen en krijgen die ook nooit van anderen. Jij, door je rang en rijkdom, Harry; ik, door mijn hersens en kunst, wat die dan ook waard zijn; Dorian Gray, door zijn mooi gezicht, we moeten allen lijden door wat de goden ons geven, verschrikkelijk lijden.
--Dorian Gray? Heet hij zoo? vroeg Lord Henry.
--Ja, zoo heet hij. Ik was niet van plan het je te vertellen.
--Waarom niet?
--O, ik weet het niet. Als ik veel van iemand hou, zeg ik nooit zijn naam. Het is of ik dan iets van hem weggeef. Ik heb me aangewend van mysterie te houden. Het schijnt het eenige wat het moderne leven interessant of bizonder maakt. Het gewoonste wordt mooi als je het maar verbergt. Als ik uit de stad ga, geef ik nooit mijn adres op; als ik dat deed, zou ik nooit pleizier hebben. Het is zeker een gekke gewoonte, maar het geeft iets romantisch' aan je leven. Ik geloof, dat je me erg dwaas vindt.
--O neen, antwoordde Lord Henry, volstrekt niet, waarde Basil. Je schijnt te vergeten, dat ik getrouwd ben, en de eenige bekoring van het huwelijk is, dat het een leven van voor-den-gek-houden noodig maakt voor beide partijen. Ik weet nooit waar mijn vrouw is, en mijn vrouw weet nooit wat ik doe. Als we elkaar ontmoeten--we ontmoeten elkaar nu en dan op een diner of bij den Hertog--dan vertellen we elkaar de onzinnigste histories met de ernstigste gezichten. Mijn vrouw kan dat heel goed, bepaald veel beter dan ik; zij vergist zich nooit in haar datums, en ik altijd; maar als zij dat ontdekt, maakt zij er nooit een scene van; soms wou ik wel dat ze dit deed, maar ze lacht me alleen uit.
--Ik hou er niet van zooals je over je huwelijksleven praat, zei Basil Hallward, en hij ging naar de tuindeur. Ik geloof, dat je heusch een goed man bent, maar dat je je bar schaamt over je eigen deugden. Je bent een bizondere kerel: je zegt nooit iets goeds en je doet nooit iets kwaads. Je scepticisme is maar een poze.
--Natuurlijk te zijn is ook een poze, en de vervelendste, die ik ken, lachte Lord Henry.
Zij gingen den tuin in en lieten zich behagelijk op een rieten bank neer, in de schaduw van een hoogen laurierboom. Het zonlicht slipte over de gepolijste bladeren. In het gras trilden witte madelieven. Na eene pooze haalde Lord Henry zijn horloge uit.
--Ik denk, dat ik gaan moet, Basil, zei hij zacht, en voor ik wegga, wou ik nu wel, dat je mij antwoordde op de vraag, die ik je zoo even deed.
--Wat dan? vroeg de schilder, turende naar den grond.
--Dat weet je heel goed.
--Neen, werkelijk niet, Harry.
--Nu, dan zal ik ze nog eens herhalen. Ik wou dat je nu zei, waarom je het portret van Dorian Gray niet wilt expozeeren. Ik wil de werkelijke reden weten.
--Die heb ik je al gezegd.
--Neen, dat heb je niet. Je zei: omdat er te veel van jou in was. Nu, dat is kinderachtig.
--Harry, zeide Basil Hallward, hem recht in de oogen ziende; een portret, dat met gevoel is geschilderd, is een beeld van den artist, niet van hem, die er voor gezeten heeft. Het model is louter toeval en bij-omstandigheid. Dat wordt hier geopenbaard door den schilder, maar de schilder openbaart zichzelven op het doek. De reden, dat ik dit portret niet wil ten toon stellen is: dat ik bang ben het geheim van mijn eigen ziel er in te toonen.
Lord
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 85
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.