zelf kunstmatig verwekt zijn, blijkt duidelijk uit het volgende door een ieder waargenomen feit.
De een lescht zijnen dorst met water, de ander doet zijn lichaam dagelijks opzwellen door het gebruik van Falerner[3]; deze, aan soberen kost gewend, stilt zijnen honger met en leeft alleen van vruchten en meelspijzen, gene overlaadt zijne maag met vleesch, visch, groenten en met den fijnsten smaak uitgelezen kruiderijen; sommigen voeden zich met laffe en bijna zoutelooze spijzen, anderen prikkelen hunne ingewanden met allerlei gezouten, zure en scherpe gerechten.
Toch zien wij, dat, niettegenstaande een zoo groote verscheidenheid van voedingsstoffen, zoowel personen die tot de eene als die tot de andere categorie behooren, gedurende vele jaren leven en gezondheid kunnen behouden, hoe verschillend de lichamen ook zijn, waarmede zij hunne vochten verzadigen.
Wordt daardoor nu niet ten stelligste bewezen, dat de levensverrichtingen in meerdere mate afhankelijk zijn van den algemeenen aard der vloeistoffen, zooals die door de werktuigkundigen ontvouwd is en zich in het lichaam zelf door de werking der ingewanden openbaart, dan van de bijzondere eigenschappen van elk deeltje op zich zelf?
Indien gij dit niet genoegzaam bewezen acht door hetgeen hierover te vinden is in de meesterwerken van Baco van Verulam over leven en dood[4], door de vrijzinnige voorschriften, die Hippocrates en Celsus omtrent de voeding van gezonde personen gegeven hebben, en ten slotte door hetgeen de dagelijksche ondervinding ons leert, dan zal ik u een voorbeeld aanhalen, ontleend aan Louwer, een man, aan wiens woorden men, wegens zijn buitengewone eerlijkheid en scherpzinnigheid, gepaard aan een helder oordeel, onvoorwaardelijk geloof moet hechten.
Deze toch verzekert, dat eens een door geweldig bloedverlies uitgeputte jongeling enkel door het toedienen van vleeschsap, dat in zijne aderen werd opgenomen, er doorheen stroomde en zelfs zonder verandering van kleur weder uit de wonden te voorschijn kwam, tot het leven teruggebracht werd.
Doch waartoe woorden te verspillen over eene zaak, die z���� voor zich zelf spreekt.
Op u beroep ik mij, uw getuigenis roep ik in, doorluchte Geneesheeren, wier wijsheid dezen kring luister bijzet, wier zegenrijke hand dezer stad de gave eener onverstoorde gezondheid toebedeelt!
Zien wij ons niet bij het behandelen onzer pati?nten tallooze malen genoodzaakt, al te vloeibare stoffen te verdikken, samengepakte op te lossen, stilstaande in beweging te brengen en al te lichte stoffen meer stevigheid te geven?
Hoe uiterst zelden daarentegen worden wij gedwongen, onze aandacht te wijden aan den strijd der zouten, de vlammen der zwavels en de geheimzinnige werking van het kwikzilver!
Ja, zelfs zij, die het maar altijd over chemische middelen hebben, passen, als een ziekte hen dwingt handelend op te treden, met verzaking van hun eigen leer, ijverig de zooeven door mij genoemde methoden toe.
Indien het dus waar is, dat zooveel te danken is aan de genoemde eigenschappen der vloeistoffen en de werktuigkundigen het zijn, die deze naar aller oordeel het best onderzocht hebben, zoo volgt hieruit, dat de kennis der levensvochten zelve voor den geneesheer verborgen moet blijven, indien hij niet met de Mechanica vertrouwd is.
Vestigt thans eens uwe aandacht op de werkingen, die een gevolg zijn van het stroomen der vloeistoffen door de vaten, en nog veel duidelijker zal de groote beteekenis van de waarheden der Mechanica in het oog springen.
Indien toch de bovengenoemde vloeistoffen in de vaten, zooals wij die beschreven hebben, stilstaan, dan hebben wij een lijk voor ons.
Indien echter deze vochten zich ongehinderd door die kanalen kunnen bewegen, aanschouwen wij een levend lichaam.
Wie zich door mijne woorden niet wil laten overtuigen, zal toch wel zijn eigen oogen willen gelooven.
Denkt u een gevoelig persoon, die door den aanblik van uit eene wonde stroomend bloed in zwijm gevallen is.
Wij zien hier een doode, maar toch geen gewoon lijk. Immers alle vaste en vloeibare stoffen, zooals die bij een normaal mensch gevonden worden, zijn aanwezig; slechts de beweging, die de vochten in omloop brengt, ontbreekt er aan.
Denkt U vervolgens, dat men, door welk middel dan ook, de zenuwen van dien persoon heeft weten te prikkelen, zoodat de stof, die het hart in beweging brengt, weer zijn gewonen loop krijgt, terstond houden alle droeve verschijnselen van den dood op en keert het leven, opgewekter dan voorheen, terug.
En niet alleen het leven, maar ook de warmte, de blozende huidskleur, de lenigheid, het denkvermogen, kortom alle natuurlijke en specifiek menschelijke levensuitingen keeren tegelijkertijd weder.
Wat merken wij hier van het ontstaan of vergaan van een gisting, een opbruising, een weerbarstig zout, van een olie- of geestachtig beginsel?
Behalve de beweging wordt er niets toegevoegd of verwijderd; toch zien wij het leven zelf, dat reeds verloren was, wederkeeren.
Hetzelfde verschijnsel kunnen wij waarnemen bij vogels en insecten, die, door de winterkoude verstijfd, slechts aan een matige warmte behoeven blootgesteld te worden, om terstond weer tot het leven terug te keeren.
Er zijn echter menschen, die, hoewel buigend voor de kracht der waarheid, toch vaak ook stellig vaststaande waarheden weigeren aan te nemen wegens de te algemeene bekendheid
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.