Het Leven der Dieren

A.E. Brehm
Het Leven der Dieren

The Project Gutenberg EBook of Het Leven der Dieren, by A. E.
Brehm This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and
with almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away
or re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
with this eBook or online at www.gutenberg.org
Title: Het Leven der Dieren 5 Robben; 6 Insecteneters
Author: A. E. Brehm
Release Date: June 6, 2006 [EBook #18516]
Language: Dutch
Character set encoding: ISO-8859-1
*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK HET
LEVEN DER DIEREN ***

Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
Proofreading Team at http://www.pgdp.net/

Vijfde Orde.
De Robben of Vinvoetigen (Pinnipedia).
In tegenstelling met de Walvisschen worden de Robben, hoewel ook zij
de zee bewonen, door den leek onmiddellijk als Zoogdieren herkend.

De ledematen, die ook bij hen nog ten getale van vier voorkomen,
slepen over den grond, maar zijn toch duidelijk begrensd en goed
herkenbaar. De vingers en de teenen, die altijd tamelijk goed
onderscheiden kunnen worden, zijn bij de meeste Robben volkomen
beweeglijk, en slechts door zwemvliezen verbonden, bij eenige weinige
soorten echter geheel en al door de huid omgeven en onbeweeglijk,
hoewel zij ook in dit geval aan de bovenzijde kleine nagels dragen, en
hieraan herkenbaar zijn. De vreemde indruk, dien de voeten maken,
berust grootendeels op den bouw der teenen, die alle in hetzelfde vlak
gelegen zijn, en waarvan de middelste de overige niet meer in lengte en
stevigheid overtreft. Overigens verschillen de Robben door hun
lichaamsbouw wel aanmerkelijk van alle tot dusver door ons
beschouwde Zoogdieren, maar kunnen toch te dezen aanzien zeer goed
met de Roofdieren, vooral met de Vischotters en Beren, vergeleken
worden. Op dezen grond worden de Vinvoetigen door sommige
dierkundigen met de Roofdieren in één orde vereenigd. De betrekkelijk
kleine kop is vrij duidelijk begrensd en herinnert aan dien van den
Vischotter en van den Beer. De neus onderscheidt zich door zijne
scheef geplaatste, spleetvormige neusgaten, die door de beweegbare
neusvleugels afgesloten kunnen worden; het oog is groot en met een
wenkvlies voorzien; het eveneens voor afsluiting geschikte uitwendige
oor eindelijk is slechts bij één familie eenigermate ontwikkeld; bij de
meeste Robben echter ontbreekt de oorschelp geheel. De korte en dikke
hals gaat onmiddellijk over in den meer of minder rolvormigen romp,
die naar achteren allengs dunner wordt; de staart is tot een onbeduidend
stompje verminderd. De dikke en stevige huid is meestal alleen met
gelijkmatig lang bovenhaar begroeid, dat zich menigmaal bij wijze van
manen verlengt, of is bovendien met meer of minder dicht
bijeenstaande wolharen bekleed. Het gebit en de inwendige
lichaamsbouw vertoonen, behoudens vele punten van overeenkomst
met de gelijknamige deelen der Roofdieren, een zeer bepaald karakter.
De wervelkolom herinnert aan die der Roofdieren; de halswervels zijn
duidelijk van elkander gescheiden en met zeer ontwikkelde uitsteeksels
voorzien. Het ruggedeelte bestaat uit 14 of 15, het lendegedeelte uit 5
of 6 wervels; 2 à 7 wervels zijn tot het heiligbeen vergroeid, 9 à 15
wervels vormen den staart. De sleutelbeenderen ontbreken. De

beenderen van de ledematen onderscheiden zich door hun geringe
lengte; de beenderen van voorarm en onderbeen blijven steeds van
elkander gescheiden; de hand- en voetwortelbeenderen vertoonen geen
afwijkingen van den gewonen regel.
De Robben zijn over alle zeeën der aarde verbreid, hebben hunne
vertegenwoordigers zoowel in het zuidelijke als in het noordelijke
halfrond en komen zelfs voor in de groote binnenzeeën van Azië,
waarin zij gedeeltelijk gekomen zijn door de stroomen, die er van
uitgaan, en gedeeltelijk ook achtergebleven zijn, toen de gemeenschap
met andere zeeën werd afgesloten. In het noorden leven de meeste, in
het zuiden de meest in 't oogloopende soorten. Gewoonlijk geven zij de
voorkeur aan de nabijheid der kusten; vele ondernemen van tijd tot tijd
reizen van het eene deel der kust naar het andere; dikwijls ook
zwemmen zij de rivieren op. Op het land verkeeren zij slechts in
bijzondere omstandigheden, n.l. gedurende den voortplantingstijd en
terwijl zij nog zeer jong zijn; want hun eigenlijke woonplaats is en
blijft het water. Hier bewegen zij zich met het grootste gemak, terwijl
zij op het land zeer onbeholpen zijn. Met moeite klimmen zij van het
strand op de klippen of bij het drijfijs omhoog; op den vasten bodem
strekken zij zich op hun gemak uit, om zich in de zon te koesteren;
zoodra eenig gevaar hen bedreigt, ontvluchten zij het zoo schielijk
mogelijk in de voor hen zoo gastvrije diepte der zee. Zij verstaan
meesterlijk de kunst van zwemmen en duiken. Het is hun onverschillig,
of hun lichaam met de rugzijde naar boven of naar onderen ligt; zij
bewegen zich zelfs, zooals ik op grond van persoonlijke ervaringen
verzekeren kan, achterwaarts. Iedere wending en draaiing, in 't
algemeen iedere verplaatsing in 't water, heeft met de grootst
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 41
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.