van alles de schuld en het kwam niemand in de gedachten hem te beschermen. Scheldnamen, schoppen en duwen kreeg hij, van alle kanten, en wellicht hadden wij den armen knaap nog wel erger mishandeld, als niet een paar arbeiders, die van hun werk kwamen, Witte ontzet hadden en ons wegjoegen.
"Ik en heb niet meê gevochten! Ik en heb niet gekrabbeld ook; maar ik zal me wel laten doopen, dan mag ik ook slaan!" schreeuwde Witte terwijl zijne tranen zich vermengden met het stof dat op zijn gelaat lag, en hem het voorkomen van een neger gaven.
"Nu is hij een Neger-Mennoniet!" riep Simon en de nieuwe scheldnaam werd wel honderd malen door ons herhaald, doch hem op nieuw te lijf te gaan, dat durfden wij toch niet! De arbeiders zouden ons dat wel verleerd hebben.
Onderwijl wij nu stonden te beraadslagen wat we doen zouden en hoe ik mij tegenover mijne moeder verantwoorden zou, sloeg de torenklok twaalf uren.
"o Wee, daar is 't al noen, en nu vind ik bovendien nog den hond in den pot!" riep ik. "Mijn kippenvoêr weg,--geen eten, en morgen misschien Wittes vader bij ons aan huis! Dat is allemaal jou schuld, Marten! Jij hebt mij meê getroond!"--
"Ja, Martens schuld!" herhaalden de overigen, die graag zich wilden voordoen, alsof ze aan het geheele geval part noch deel hadden!
"Ik weet wat, jongens, ik weet wat!" sprak Marten, die erg in den knoei zat. "Wij zullen allen uit onze zakduiten wat bijpassen en nog eens twee maten kippenvoêr halen!"--
"Maar ik en durf bij Wittes vader niet meer komen!" sprak Simon.
"En ik niet! en ik niet!" was het algemeen geroep.
"Dat behoeft ook niet!" hernam Marten. "Wij koopen het bij Meeuwisz. op het Maerlant en halen eerst bij ons thuis eenen anderen zak!"--
"En als uwe moeder dien niet geven wil, wat dan?" vroeg Joost Van de Werve.
"o, Als moeder hoort wat er gebeurd is, dan krijgen we niet alleen eenen zak, maar nog geld voor twee maten kippenvoêr bovendien!" antwoordde Marten.
Dat plan werd goedgevonden en langs den hobbeligen Schrijversdijck liepen we, zoo snel als onze vermoeide beenen dit toelieten, naar Den Briel, waar we een paar minuten voor één uur aankwamen.
Langzamerhand verminderde echter het aantal jongens, en op het lest waren Marten en ik alleen toen we den klopper op de deur van de woning zijner moeder lieten vallen.
Ik kwam daar wel meer in huis en nauw had Marten uitgesproken of zijne Moeder ze?, dat zulke kwajongens als wij waren maar zien moesten, dat zij hunne eigen bedorven zaken goedmaakten. Ik liet de lip al hangen, doch Marten vloog zijne Moeder om den hals en wist zóó te vleien, dat zij mij niet alleen eenen zak liet geven met de noodige penningen om ander kippenvoêr te koopen, maar ook uit puur medelijden, omdat ik thuis den maaltijd zou afgeloopen vinden, mij met Marten liet mede eten.--Toen ik hiermede klaar was nam Mie, de meid, een kleerschuier, borstelde mijne kleederen schoon en wiesch mij zelfs het aangezicht. De krabbels van Wittes nagels, of, zooals het Kregelige Mennonietje ze?, de schrammen van de braamdoornen kon ze niet wegkrijgen. Met die litteekenen op het gelaat kwam ik twee uren na den noen bij Moeder, die al dadelijk zag, dat ik eenen anderen zak medebracht.
Ontkennen hielp niet; ik was wel verplicht de geheele geschiedenis te vertellen en toen dat gebeurd was, gaf ze mij de penningen, die vrouw Tromp mij gegeven had en ze?: "Breng dat geld terug, kwajongen! Je moeder heeft geene aalmoes noodig!"--
Schoorvoetende voldeed ik hieraan.
"Zeg aan uwe moeder, dat ik te avond eens met haar over een en ander kom spreken," sprak vrouw Tromp onderwijl zij het geld in haren fluweelen beugeltasch, dien zij onder haar voorschoot had hangen, liet glijden.
Ik beloofde het te zullen doen en toen ik dit aan Moeder verteld had, zei ze: "Best, en jij nou naar bed! Je zult wel moede zijn van dat vechten, stoeien en ravotten!"
"Neen, Moeder, ik ben niet moede! Ik wou...."
"Dat je naar bed gingt!" sprak moeder gestreng.
"Ja, maar Moeder, 't is nog maar drie uren in den achternoen en nog veel te vroeg om te gaan slapen!"--
"Maar niet te vroeg om eens bedaard te liggen nadenken welk een verdriet gij uwe Moeder aandoet! Marsch, uit mijne oogen! Bij de Trompen heb-je voor eenen geheelen dag genoeg gegeten! Scheer je weg!"
Ik pruttelde nog wel wat tegen, maar Moeder bracht mij naar mijne slaapplaats op den zolder.--Ik ging dan ook werkelijk naar bed en of het nu kwam, omdat ik dien dag zoo druk in beweging geweest was, ik weet het niet; maar dat weet ik wel, dat ik weldra insliep en eerst ontwaakte toen de groote torenklok het uur van middernacht sloeg.
"De dag van ons oorlof is om," dacht ik even en mij eens omkeerende viel 'k alweer in eenen diepen slaap.--
"Goeden morgen, Moeder,"
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.