Geerten Basse | Page 9

Monteyn Lode
van u te zien!..."
"Laat me gerust" bromde Geerten, zich uitkleedend.
--"Buitengesmeten" meesmuilde ze nog spot-lachend ...
--"Zwijg, verdjuusche, zatte teef!..." Hij zag de jeneverflesch half-leeg,
op tafel staan, nam ze òp, zette ze aan den mond en met klokkend
geluid slokte hij eenige teugen naar binnen ... Dan kroop hij bij zijn
vrouw, tusschen de vunze lakens ... "Allez, schuif-op, vijf voet van
mijn lijf, Pruttige ..." Trees gehoorzaamde, grommelde tartend: "Bij
Lowis èh, daar is 't schooner ..."
--"Gaat ge zwijgen!" De gedachte aan zijn lief, deed hem pijn ... Toen
hij, door den drank beneveld, reeds half in slaap was, schudde Trees
hem opnieuw wakker ...
--"Geert!... Geert!... vader is slechter. Er moet bij gewaakt worden" ...
--"Laat me gerust, ... 't is goed ..."
Met trage galmen sloeg het vier uur, op de huisklok ...
* * * * *
's Anderdaags was het laat vooraleer Geerten op de kaai kwam. Eerst
durfde hij niet gaan, eindelijk had hij zijn schaamte overwonnen:
Zouden die moedige mannen blijven voortwerken, wanneer een polies
naderde? Dàt wist hij wel beter ...
Het weder was opgeklaard. De lage zon wierp op alles een zachten
schijn, deed lichttikkelingen dansen op de nog schuimgekopte
golfjes ...
't Zal toch nog regenen, meende Geerten ...
Suske, Venijnige Charel, Domien en heel het zooitje, stonden bijeen,
toen Geerten, de handen diep in de broekzakken, met zwalkenden gang,

hen naderde ...
Seffens vraagden ze hem, nieuwsgierig en drukdoende, naar zijn
wedervaren van den vorigen nacht. De uitslag was hun reeds lang
bekend, want Rik Schampavie en zijn kameraden--de
onderkruipers!--waren al een keer of twee overgevaren met "typen" van
de Yachtclub. Tegelijkertijd brachten ze elkaar op de hoogte van de
schade, die de storm van den nacht aan enkele yachten had aangericht ...
Wèl hadden ze den Rik hooren sakkeren en vloeken alle duivelen uit de
hel, bij 't bergen van zijn zeil, maar hij was toch vertrokken ... dus was
alles mislukt ...
Geerten moest bekennen en hij schaamde zich weer ... hij, die doorging
voor den sterksten man van heel den "bassin", was gaan vluchten vòor
den helm van een spichtig-mager politiemanneken.
"Wat 'n vijg!" spotte Venijnige Charel half-luid, "'t was verdomd juist
de Sprot, die hier dezen nacht de wacht had,--zoo'n vijg."
Geerten hoorde het, verkropte zijn spijt, vroeg in-eens naar Franske
dien hij niet ontwaarde, zóo maar om 't gesprek af te leiden ...
"Bij Lowis blijven slapen ... wat nu ..." schamperlachte Charel ...
Geerten stoof op: "Als ge dat nog zegt èh, breek ik U armen en beenen!
Venijnige beest!"
--"'k Zeg de waarheid," snauwde de andere terug.
"Sakkerdju!" vloekte Basse rauw, rood van woede, bijna stikkend ...
Met een forschen zwaai sloeg hij zijn rechterarm om Charels lijf,
trachtte met de linkerhand zijn tegenstrever bij het leelijke hoofd te
vatten.
"Hardi," kisten de toegeloopen omstanders, krachtige
buildragersgestalten met bloote borst, tusschen de donker blauwe truien
der bootjesroeiers.

Charel wankelde, viel ... Zijn kop bonsde op de bonkig-puntige
kasseide, bloed sijpelde langs zijn haren ... De twee vechters rolden in 't
slijk, lagen een pooze roerloos, zwaar ademend.
"Hardi!" "Houwen!" "Geeft hem het Geerten!" Basse lag boven, zijn
vijand duchtig stompend, liet wat los ... Met een krachtigen ruk wierp
Charel hem om, zette zijn linkerknie hem op de borst, voelde zich
in-eens sterker, en begon verwoed, met hard-gesloten vuist, te beuken
in Geertens zwellende gezicht, roepend met heesche keel dat allen het
hooren zouden ... "Vijg!... Hoorndrager!!... Vrijwillige hoorndrager!!...
Vijg!!!..." 't Deed hem deugd te kunnen uitbrallen zijn wraak ...
"Hoorndrager!..."
De over de vechters heen-gebogen gezichten straalden van pret ... De
roeiers lieten begaan, schudden de koppen: "Geerten is ver op ... hij
heeft zijnen meester gevonden" ...
--"De garde! De garde!" ... klonk luide en spottend een hooge
jongensstem ... Suske en Domien trokken Charel van Geerten af, die
met moeite overeind kwam ... De diender, spleet door de omstanders,
dreef ze uit-een, liet de vechters aftrekken ...
Geerten toog huiswaarts ... Alles deed hem pijn: zijn neus was
afzichtelijk en zijn blauwe oogen zwollen, hij sleepte zijn gekneusde
been. In dikke korsten droogde het zwart-vettige slijk aan zijn frak ...
Met de mouw veegde hij de sprenkelingen van zijn pijnlijk gezicht. Dat
was de eerste maal dat hij overwonnen werd, de eerste maal; 't smartte
hem innig-diep te weten het afnemen zijner krachten, en meteen werd
het hem duidelijk dat Lowis, Franske verkiezen moest boven hem, den
bijna afgeleefden vent ... Toch wilde hij niet berusten ... Wraak zou hij
nemen ...
Waarom moest het juist Franske zijn die hem bedroog ... Franske die
zoo'n fijn liefje bezat, jong en gezond, veel netter in ieder geval dan die
smerige rosse kloek. Hij vormde het vaste voornemen Fientje te
verwittigen, want twijfelen aan hetgeen Venijnige Charel, zoo driftig en
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 29
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.