Geerten Basse, by Lode
Monteyne
The Project Gutenberg EBook of Geerten Basse, by Lode Monteyne
This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
with this eBook or online at www.gutenberg.net
Title: Geerten Basse
Author: Lode Monteyne
Release Date: April 9, 2004 [EBook #12008]
Language: Dutch
Character set encoding: ISO Latin-1
*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK GEERTEN
BASSE ***
Produced by Anne Dreze and Marc D'Hooghe
GEERTEN BASSE
door
LODE MONTEYNE.
't Werd vinnig koud ...
De trieste Novemberdag verstierf stil-aan ... Aan den horizont
vervloeiden de laatste roode bloedstrepen allengskens in 't eenbarelijk
grijs van den mokerzwaren, looden hemel, laag-koepelend over de
vergrauwende stad.
Hier en daar, in de halve duisternis, wipten de gaspitten aan, weifelend
verlichtend den drabbigen straatweg en de vuile gevels.
Met regelmatig klotsen vloeide de Schelde immer voort, immer voort,
stuwend de eeuwige wiegeling harer donkere baren, waarop met
grillige trillingen en zotte wentelingen dansten de blauwe en groene of
felroode vuurstrepen der kadelichten ... In de langzaam-onzichtbaar
wordende masten stegen sterrekens, zacht-pinkelend in de toenemende
donkerte ... en uit de verte kwamen, klievend het woelig-bollende water,
waarover nu witte schuimstrepen breed-uitwaaierden, stoer-zwarte
schimmen van krachtige sleepbooten aanglijden, meevoerend een
vonkelend vuuroogje in de sprietelende mastspits.
Geerten Basse staarde over 't zwarte water, met aandacht volgend de
loome bewegingen van de aanpaddelende overzetboot, log-draaiend om
den trein van broze lichters, door de flink-forsche sleepers
voortgetrokken, te mijden. Hij ging dicht bij den rand van den
kaaimuur, liep er langs tot aan het ijzeren ladderken dat in het water
daalt, bukte zich, frutselde een oogenblik aan de meerkoord van zijn
bootje, dat hij een eindje verder trok wijl hij vreesde den hoogen
golfslag, dien de wielen van de aanlandende veerboot gewoonlijk
deden opkammen. "Br! zei hij ... zoo'n koû ... Als de
Sint-Annekensboot weg is, ga 'k de mijne maar onder de brug leggen
tot morgen" ... Aan een ijzeren hek dat de kade daar afsloot, maakte hij
zijn vaartuigje vast, zag dan hoe het even afdreef, meegesleept door de
tot wit-ziedend en borrelend schuim geslagen baren door den overzetter
opgezwiept, die met een doffen bons tegen de ponton aanbotste. In 't
roode licht van een seinlantaarn, ging hij zijn geld tellen. Eén voor éen
haalde hij de muntstukken uit zijn diepen broekzak, blies er de
aanklevende tabak af, lei ze dan in de zware gebruinde eeltige hand,
met groote diep ingesneden huidplooien, scharrelde wat rond in zijn
vestzakken, overtelde nog eens aandachtig, met klein lippenbeweeg elk
nieuw getal zeggend, het geringe sommetje ... "Twee frank!... Slecht!...
Amper genoeg voor de weekhuur van ons kruipkot" ... Hij nam een
wit-blinkend halffranksken tusschen de gekromde vuil-gele
zwart-gerande nagels van duim en wijsvinger ... "En dat 's voor mij" ...
stak het dan in zijn zak ... Van onder zijn klak, haalde hij een duchtig
beknabbelde pruim te voorschijn, stak ze in den mond, bekauwde ze
een paar maal, lei ze dan met behendige tong-beweging vast tusschen
tanden en linkerkaak, die even uitpuilde. De handen diep in de zakken,
het hoofd gedoken tusschen beide hoog-opgetrokken schouders,
wijdbeenend in de flodderige geribt-fluweelen broek, die hem in eene
breede plooi over de beslijkte schoenblokken viel, ging hij tot bij het
luid-pratend groepje der bootjes-roeiers ... Zij hadden bijna allen een
dikke afgesleten jas over hun blauwe trui of lederen vest getrokken en
stonden nu, hangend tegen de schutting of stampend om warme voeten
te krijgen, in een hoopje bijeen ... pruimend of rookend. Geerten trok de
oorlappen zijner klak omlaag, meesmuilde vergenoegd, spritste
vuil-bruin speeksel vóor zich neer op den grond, begon dan beide
armen over elkaar te zwaaien, met de plat-geopende handpalmen
pletsend tegen zijn lijf ...
--"'t Is verdomd koud!... Hedde geen chikske Franske?... 't mijn is
heelemaal afgezabberd ..."--"Arrê, bedelêer ..."--Met behendig-rappe
beweging van den ruigen kop ving Geerten de toegeworpen
versnapering op in zijn wijd-opengespalkten mond. Dat was een
kunstje waardoor 't hem mogelijk werd te pruimen op andermans
kosten.--"Kun-de nog wat anders? vroeg er een spotlachend.--Ja, zei
Geerten, "ik kan nog een halffranksken van mijnen voorkop langs'nen
trechter in mijn voorbroek doen vallen ... Laat de cens maar boven
komen!" ... "Stoeffer ... afluizer ... Ge zijt te begeerlijk," plaag-lachten
ze ...
De veerboot toette rauw, dat het tegen de huizen aanbotste en 't uit
verre onzichtbare hoeken weerhelmde, heescher en korter, steeds
verflauwend. Een zwaar geladen verhuiswagen, door een oud paard
voortgetrokken, rolde daverend de hellende brug op. De wielen
knarsten, de remkettingen rammelden. De voerder en een man van
goeden wil hielpen ... 't Magere beest hing, hijgend en snuivend in 't
strak-knellende gareel, omhoog-sleurend den zwaren last.--"Hardi
oûwe! riep Franske ... Hardi!..."
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.