Fulco de Minstreel

Cornelis Johannes Kieviet
Fulco de Minstreel: Een
historisch verhaal uit den tijd
van Graaf Jan I voor jongelieden

The Project Gutenberg EBook of Fulco de minstreel, by C. Joh Kieviet
This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
with this eBook or online at www.gutenberg.net
Title: Fulco de minstreel Een historisch verhaal uit den tijd van Graaf
Jan I voor jongelieden
Author: C. Joh Kieviet
Release Date: June 16, 2005 [EBook #6748]
Language: Dutch
Character set encoding: ISO-8859-1
*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK FULCO DE
MINSTREEL ***

Produced by Jeroen Hellingman and Miranda van de Heijning.

FULCO DE MINSTREEL
EEN HISTORISCH VERHAAL
UIT DEN TIJD VAN GRAAF JAN I
VOOR JONGELIEDEN
DOOR
C. JOH. KIEVIET

HOOFDSTUK 1
Een late rit
't Was op een schoonen Augustusavond van het jaar onzes Heeren 1297,
dat drie ruiters in gestrekten draf langs den heirweg reden, die naar het
slot van den Heer van Heukelom voerde. Ongetwijfeld hadden zij een
warmen rit achter den rug, want een wit schuim liep den edelen dieren
langs de zijden, en de kleederen der ruiters waren met stof bedekt. Het
was een heete dag geweest, zoo heet als het in de hondsdagen maar zijn
kan. Het zonnetje had den ganschen dag als een gloeiende bol aan den
wolkenloozen hemel geschitterd en hare verzengende stralen naar het
aardrijk geschoten. Nu daalde het langzaam ter kimme en stond op het
punt van onder te gaan. Toch bleef het nog warm, zelfs drukkend in de
lucht, en er bestond grond voor de veronderstelling, dat er wel eens
eene donderbui zou kunnen volgen.
Het stof van den uitgedroogden weg vloog dwarrelend van onder de
hoeven der twee voorste paarden omhoog en hulde den derden ruiter,
die een weinig achteraan reed, in eene zoo dichte wolk, dat het hem
bijna onmogelijk was geregeld adem te halen, eene omstandigheid, die
zijn lot verre van aangenaam maakte. Toch deed hij geen moeite om die
stofwolk te ontvluchten en zich bij de andere ruiters te voegen. Een
vluchtige blik op de kleeding van het drietal zou reeds voldoende zijn
om daarvan de reden te doen kennen; de sierlijke kleederen der voorste
ruiters toch laten geen twijfel over, of zij worden gedragen door Heeren
van edelen bloede, terwijl de grovere stof, die den derden ruiter
omkleedt, den dienstman verraadt. Doch bezien wij hen liever wat
nader.
Hoe treft ons de koene blik en de fiere houding van den oudste der
edellieden, een schoonen jonkman van hoogstens vijfentwintigjarigen
leeftijd, wiens blonde haren krullend te voorschijn komen van onder de
roode, met gouddraad gerande muts. Van welk eene fijne stof is zijn
korte, rijk geborduurde lijfrok vervaardigd, en welk een tal van
edelsteenen flikkert aan den gordel, dien hij om zijn middel draagt, en
waaraan een blinkend zwaard, aan het gevest eveneens met kostbare
steenen bezet, bevestigd is. In sierlijke plooien golft hem de blauw
fluweelen mantel om de schouders; zijne korte broek reikt hem tot niet
verder dan halverwege de dijen, en zijne beenen zijn met bruine hozen

bekleed. Gouden sporen aan de hielen toonen aan, dat hij niet alleen
edelman, maar ook ridder is. De schoone jonkman is koninklijk gekleed,
en zijne fiere vorstelijke houding doet die kleeding eer aan. Hij zit
keurig te paard: het schijnt bijna, alsof hij met den vurigen schimmel,
dien hij berijdt, één wezen vormt.
Uit de tuigage van het ros blijkt evenzoo de rijkdom van den edelman.
Ook die is versierd met edelsteenen en paarlen, de stijgbeugels zijn van
zilver, het donkerroode dekkleed, waarop in zilverdraad het wapen van
IJselstein is gestikt, is van kostbaar fluweel. Toch, hoe vorstelijk en rijk
de indruk ook moge zijn, dien deze ruiter teweegbrengt, koninklijk
bloed stroomt hem niet door de aderen. Het is Heer Gijsbrecht, de
eigenaar van het machtige slot te IJselstein, en zijn naam is reeds,
niettegenstaande des Ridders jeugd, beroemd in het graafschap. Was hij
niet een van de eerste edelen, die van ruiters en voetknechten vergezeld
optrok, om den moord in 1296 op Graaf Floris V gepleegd, te wreken?
Hoe zeer was hij verontwaardigd over de lage daad, waaraan Gerard
van Velzen, Herman van Woerden, Jan van Kuik, en ook zijn eigen
oom Gijsbrecht van Amstel zich hadden schuldig gemaakt. Nauwelijks
had het gerucht van den vreeselijken moord hem bereikt, of hij
verzamelde zijne strijdmacht, en rukte op het slot Kroonenburg aan,
waar Gerard van Velzen eene schuilplaats had gezocht. Dáár
vereenigde hij zich met de Kennemers en West-Friezen, die aangevoerd
werden door Klaas de Grebber, en met de Heeren van Kleef en van
Zullen, en viel met onstuimige kracht op het moordslot aan. Weldra
stond hij bij de belegeraars bekend
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 67
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.