and all other references to Project Gutenberg, or:
[1] Only give exact copies of it. Among other things, this requires that you do not remove, alter or modify the etext or this "small print!" statement. You may however, if you wish, distribute this etext in machine readable binary, compressed, mark-up, or proprietary form, including any form resulting from conversion by word processing or hypertext software, but only so long as *EITHER*:
[*] The etext, when displayed, is clearly readable, and does *not* contain characters other than those intended by the author of the work, although tilde (~), asterisk (*) and underline (i) characters may be used to convey punctuation intended by the author, and additional characters may be used to indicate hypertext links; OR
[*] The etext may be readily converted by the reader at no expense into plain ASCII, EBCDIC or equivalent form by the program that displays the etext (as is the case, for instance, with most word processors); OR
[*] You provide, or agree to also provide on request at no additional cost, fee or expense, a copy of the etext in its original plain ASCII form (or in EBCDIC or other equivalent proprietary form).
[2] Honor the etext refund and replacement provisions of this "Small Print!" statement.
[3] Pay a trademark license fee to the Project of 20% of the gross profits you derive calculated using the method you already use to calculate your applicable taxes. If you don't derive profits, no royalty is due. Royalties are payable to "Project Gutenberg Literary Archive Foundation" the 60 days following each date you prepare (or were legally required to prepare) your annual (or equivalent periodic) tax return. Please contact us beforehand to let us know your plans and to work out the details.
WHAT IF YOU *WANT* TO SEND MONEY EVEN IF YOU DON'T HAVE TO?
The Project gratefully accepts contributions of money, time, public domain etexts, and royalty free copyright licenses. If you are interested in contributing scanning equipment or software or other items, please contact Michael Hart at:
[email protected]
*END THE SMALL PRINT! FOR PUBLIC DOMAIN ETEXTS*Ver.04.07.00*END*
Franse Toestanden
I. Halfvasten?
Er is geen tijd meer voor bespiegelingen over het verleden. Het heden is op dit moment belangrijker, en het thema, dat dit heden mij nu ter bespreking aanbiedt, is van die aard dat zelfs de vraag of ik kan verder schrijven ervan afhangt. Ik geef u een fragment van een artikel, en in een volgend boek zal het dan volledig verschijnen. Ik werd bij mijn schrijfwerk vaak gestoord, het meest door het verschrikkelijke kermen van mijn buurman, die aan de cholera stierf. Ik moet dan ook bemerken dat de omstandigheden van dat moment op mijn volgende bladzijden een bedenkelijke invloed hadden; weliswaar had ikzelf geen enkel ongemak, voor zover ik weet, maar toch stoort het, als de klanken van de Dood die zijn sikkel aan het wetten is een mens zo duidelijk in het oor klinken. Het is een geestelijk onbehagen, waar men zich niet van kan ontdoen, eerder dan een lichamelijk lijden. Was d��t er ook nog bijgekomen, dan had ik op de loop moeten gaan, zoals de andere vreemdelingen hier; maar �C hier lag ook mijn beste vriend ziek te bed. Ik vermeld dat, omdat men anders mijn achterblijven in Parijs voor een stukje bravoure zou kunnen aanzien. Alleen een gek zou er plezier in vinden om de cholera te willen trotseren.
Het was opnieuw een tijd van de TERREUR, veel verschrikkelijker dan die vorige, want deze keer hadden de terechtstellingen zo snel, en zo heimelijk plaats. Een gemaskerde beul was het, die met een onzichtbare GUILLOTINE AMBULANTE door Parijs trok. "We worden, de een na de ander, in de zak gestoken!" zei mijn bediende al zuchtend elke morgen, als hij mij het aantal doden kwam melden, of het sterven van een bekende. De uitdrukking "in de zak steken" was helemaal geen beeldspraak; er waren al vlug kisten tekort, en het merendeel van de doden werd in zakken begraven. Toen ik vorige week voorbij een openbare markt kwam, en in de grote hallen al dat lustige volk zag, die springend-montere Fransmannetjes, en die lieflijke kletskousen van FRAN?AISES, die daar lachend en schaterend hun inkopen deden; toen herinnerde ik mij, dat er op die plek gedurende de choleratijd, hoog opeen gestapeld, vele honderden witte zakken lagen, waar allemaal lijken inzaten, en dat men hier toen maar weinig stemmen hoorde, en die klonken des te fataler; namelijk de stemmen van de lijkwachters die, in griezelige gelijkmoedigheid, aan de doodgravers elk hun aantal zakken toebedeelden, of van de doodgravers die bij het stapelen op de karren met gedempte stem dat getal herhaalden, of zich juist schril en luid beklaagden dat men hen een zak te weinig geleverd had, waarbij het niet zelden tot een wonderlijke ruzie kwam. Ik weet nog dat er naast mij twee knaapjes stonden met bedroefde