gekomen is door Zijne menschwording, en van de door Paulus genoemde "dwaasheid des kruises".
Niet aanstonds wondde de scherpe pijl degenen, tegen wie zij gericht was. "De lof der zotheid" werd door velen gelezen, doch door weinigen begrepen. Eerst toen (in 1514) een uitgave verscheen met aanteekeningen en commentaar voorzien door Erasmus' landgenoot en vriend Gerard Lystrius, een dokter, die wel door den schrijver-zelven hierbij ge?nspireerd was, gingen de oogen open. De universiteit van Leuven droeg aan Dorpius op, Erasmus aan te vallen. Deze deed het, doch op niet al te heftige wijze, en werd met groote vriendelijkheid beantwoord door den schrijver, die in later jaren zijn tegenstander geheel aan zijne zijde kreeg, en in hem zelfs een verdediger vond. Doch zoo ging het niet allen. De geestelijkheid, vooral de monniken, die zich door Erasmus' spot gewond voelden, vergaven hem zijn satire niet, wat echter den spotzieken geleerde niet weerhield, nog menigmaal den afkeer, door velen hunner tegen de studie en de classieke letteren gekoesterd, de domheid en vormendienst, waarin velen uitblonken, onmeedoogend te hekelen.
Intusschen, dit bekende werkje, dat zoozeer de aandacht trok, nam maar een klein gedeelte van Erasmus' tijd in beslag. In den tijd van een week op het papier geworpen, is het ook maar een verdwijnend klein deel van den arbeid, door hem ook in deze jaren verricht. Toen, begin 1514, de tekst van Hieronymus' werken was gereed gemaakt, kwam hem ter oore, dat de beroemde drukker Frobenius te Bazel een uitgave van de werken van dezen kerkvader zou bezorgen. Dit deed bij hem het besluit rijpen Engeland te verlaten, waar hij van den koning, Hendrik VIII, op dit oogenblik toch niet veel te verwachten had, daar de oorlog met Frankrijk hem in beslag nam; en niet alleen den koning zelf, maar ook diens geldmiddelen.
In de jaren die volgden, van 1515-1521, bevindt Erasmus zich een groot deel van den tijd in de Zuidelijke Nederlanden, nu eens te Brussel, dan te Antwerpen, hoofdzakelijk te Leuven. Hij had het geluk en de eer tot raadsheer van aartshertog Karel, later Keizer Karel V, te worden benoemd, wat hem aanspraak gaf op een aanzienlijk jaargeld. Niet altijd werd hem dit uitbetaald, voornamelijk, toen hij zijn hoofdverblijf te Bazel had, na 1524.
Om, nu hij in de Nederlanden vertoefde, gevrijwaard te zijn tegen een gedwongen terugkeer in zijn klooster, waartoe hij niet den minsten lust gevoelde, wist hij door middel van den apostolischen secretaris Lambertus Grunnius van den paus, Leo X, gedaan te krijgen, dat hij van zijn kloostergelofte ontslagen werd. Nu kon hij vrijelijk gaan waar hij wilde. Niets belet hem naar Bazel te reizen. Op zijne reis door Duitschland wedijveren geleerden, gemeentelijke regeeringen, bisschoppen, den geleerde van naam, den raadsheer, met eerbewijzen te ontmoeten.
Te Bazel volgden eenige maanden van noesten arbeid. Met medewerking van Reuchlin, de gebroeders Amerbach en andere geleerden, werden de werken van Hieronymus uitgegeven. Erasmus droeg deze uitgave op aan den aartsbisschop van Kantelberg. Aan een nieuwe uitgave der "Spreekwoorden", aan een vertaling van Plutarchus, aan een uitgave van Seneca's werken, werd door hem gearbeid. Zwingli komt naar Bazel, om den beroemden geleerde te zien, van wiens geschriften hij voortaan dagelijks eenige bladzijden leest. Oecolampadius, die te Bazel woonde, is in groote bewondering voor Erasmus; steeds breeder wordt de kring, waarin zijn werken gelezen worden, al meer breidt zich het getal zijner vrienden uit, onophoudelijk is hij in briefwisseling met tallooze mannen van naam en invloed, die hij dan hier, dan daar ontmoet. Want rustig op ����ne plaats blijven deed hij niet. Wel bracht hij veel van zijn tijd te Leuven door, waar hij zich beijverde om de bekwaamste mannen te verbinden aan het "collegium trilingue", door de mildheid van Busleiden in 1517 gesticht. De uitnemendste krachten zocht Erasmus voor het onderwijs in het Hebreeuwsch, het Grieksch en het Latijn naar Leuven te trekken. En zoo vertoefde hij ook daar in een kring van geleerden.
Doch achtte hij het noodig, voor den druk van een zijner werken, om naar Bazel te reizen, hij liet zich niet weerhouden. Ook niet door de scherpe verwijten der monnikenpartij, die hem het gebrekkige van zijn arbeid voorhielden, en van wispelturigheid beschuldigden op grond van zijne talrijke reizen. Onbeschroomd weet Erasmus zich te verweren: zijne reizen, met uitzondering van die naar Itali?, die deels voor eigen genoegen, deels ook om te kunnen partij trekken van wat daar in de bibliotheken aanwezig is, werden ondernomen, zijn in het algemeen belang. "Als onbewegelijkheid, blijven op ����ne plaats, een verdienste is, hebben steenen en boomstammen den voorrang, dan volgen de sponsen, die ook aan ����ne plaats gehecht zijn, en niets te doen hebben dan te drinken!" Deze laatste bedekte hatelijkheid aan hun adres zal voor de monniken niet verborgen zijn gebleven; en het zal hun welwillendheid jegens den man, die hen reeds zoo dikwijls tot mikpunt van zijn
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.