Erasmus | Page 9

Jacobus Adrianus Cornelis Van Leeuwen
verklaarde zich bereid ze op te nemen in den tekst, indien zij hem in eenig Grieksch handschrift werden aangewezen. Toen hij nu vernam dat een dergelijk handschrift bestond, nam hij ze inderdaad in den tekst wederom op, hoewel hij vermoedde (en niet ten onrechte), dat deze getuige expresselijk voor dit geding was vervaardigd.
Behalve deze 3e uitgave waren nog in 1527 en in 1535 een 4e en een 5e noodig. Bewijs genoeg van den opgang, dien dit werk maakte, van de aandacht, die het trok. En inderdaad, van beteekenis was het. Het verschafte aan de Hervormers een beteren tekst dan zij in den officieelen kerkelijken tekst alleen zouden hebben gehad, en werd de grondslag van de latere Grieksche tekstuitgave, die ook bij het tot standkomen der "Statenvertaling" werd gebruikt.
In dit verband mag ook op een anderen arbeid van Erasmus de aandacht worden gevestigd, die wel veel later voltooid, maar toch ongeveer in denzelfden tijd als de uitgave van het Grieksche Nieuwe Testament aangevangen werd, en die mede een krachtig getuigenis is voor de groote beteekenis, door hem aan de H. Schrift toegekend. In 1517 n.l. begon hij met de "Paraphrasen" op het Nieuwe Testament, die, met uitzondering van de Openbaring van Johannes, over alle boeken van het N.T. werden uitgestrekt, en in 1524 hare voltooiing vonden. Aan het paraphraseeren van de evangeli?n had Erasmus zich eerst niet willen wagen. Hij achtte het niet recht, aan de woorden van Christus iets toe te voegen, en meende ook, dat een toelichten van de evangelische verhalen, zoo verheven en klaar in hun eenvoud, gelijk zou staan met "het aansteken van een lamp midden op den dag". Toch zwichtte hij ten slotte voor den aandrang. Door deze "Paraphrasen" evenals door zijn Nieuwe Testament met de annotaties heeft Erasmus veel bijgedragen tot een betere Schriftuitlegging. Hij opende veler oogen voor de noodzakelijkheid van de kennis der grammatica en hare regels; en al droeg zijn arbeid er niet onmiddellijk toe bij, de H. Schrift in aller handen te brengen, daar hij wel zegt, van meening te zijn dat ieder in zijn eigen taal haar moest kunnen lezen, maar toch nimmer afwijkt van zijne gewoonte, in het Latijn te schrijven, niettemin wekte hij veler belangstelling voor de H. Schrift, en werkte hij in sterke mate mede tot haar verbreiding en onderzoek.
Zoo was Erasmus onverpoosd bezig; zijn naam klonk gansch Europa door, de roem zijner geleerdheid werd luide verkondigd; en naarmate zijn gesternte helderder schitteren ging, nam ook de vijandschap toe der geestelijkheid; zij zagen in den bespotter van hun ondeugden, in den man, die de misstanden in de kerk onbarmhartig geeselde, een vijand, over wiens dood zij zich zouden hebben verheugd. Dat bleek, toen het gerucht van zijn dood zich had verbreid. Hij was, in den herfst van 1518, pas hersteld, uit Bazel naar Leuven gereisd, en kwam daar weer ernstig ziek aan. Tegen veler verwachting bezweek hij niet. Toch werd verteld, dat hij was gestorven. En zoo verkondigde te Keulen een geestelijke, niet zonder voldoening, aan zijn gehoor, in zijn barbaarsch latijn, dat Erasmus was gestorven "sine lux, sine crux, sine Deus"[8], terwijl te Praag zelfs de legende ging, dat hij te Keulen tegelijk met zijne boeken verbrand was!
Kan het wel anders, toen in dezen tijd Luthers geloofsdaad een vonk deed spatten, die welhaast in heel West-Europa een vuur zou doen opvlammen, dat ook op Erasmus gezien werd, dat veler verwachting was: nu zal hij zich aanstonds aan de zijde der Reformatie scharen, en met Luther schouder aan schouder den strijd voortzetten?
En hoe is het gegaan? De man, die niets méér beminde dan de rust van zijn studeervertrek en zijne boeken, kon niet blijven buiten den strijd. Niet straffeloos had hij uit zijn stille studeercel zijne pijlen afgeschoten: als straks de Reformatie zich keert tegen zooveel misbruik en ontaarding, waardoor de kerk van Christus was misvormd, geven de mannen, die door zijne pijlen gewond waren, hèm de schuld van al het onheil; en de vrienden der Hervorming hopen op zijn steun. En de arme Erasmus komt almeer tusschen twee vuren. Bij den paus en de hoogere geestelijkheid bleef hij hoog aanzien genieten, doch de lagere geestelijkheid keerde zich tegen hem. De monniken en "theologen" zagen in alles, wat hun afbreuk dreigde te doen, zijn hand. Hetzij omdat zij het meenden, hetzij slechts om zoo mogelijk dezen gevaarlijken, gevreesden en invloedrijken tegenstander te vernietigen, schreven zij alles wat in druk verscheen en hun tegen was, aan hem toe. Hij was, zoo zeiden zij, de auteur van More's Utopia, van von Huttens's Nemo, was medeplichtig aan de "Obscuranten-brieven", ja, ook in Luthers geschriften had hij de hand gehad.
Aan de andere zijde waren er onder de mannen der Hervorming, die meenden, op Erasmus te kunnen rekenen. Luther zelf echter heeft als bij intu?tie beseft, dat hij en Erasmus niet op
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 25
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.