flauw verlichte serre, Betsy eensklaps verzocht had zijn vrouw te worden, geheel op eens, met een paar doorslaande zinnen. Hij had alleen dien avond gevoeld dat hij niets anders vermocht als gemagnetizeerd door iets bevelends in Betsy's wezen, dat hem tot die verklaring dwong. Zij, kalm, zonder aarzeling, had aangenomen, er voor zorgende, dat de, in haar gemoed bruisende, blijdschap over het vooruitzicht nu meesteresse in een eigen omgeving te zullen worden, zich onder die kalmte schuil hield. Zij verlangde naar een andere atmosfeer, dan de deftige mufheid der groote kamer met de gladde spiegelruiten, het oude Deventersch, den vlammenden haard, en de ooievaren en pioenrozen op het Japansche scherm.
Maar Henk had, toen Eline hem, eenvoudig en vriendelijk, geluk gewenscht had, een verbaasdheid en ontevredenheid gevoeld over zijn eigen daad, die hem geen woorden deden vinden bij de zusterlijke betuigingen van het jonge meisje.
En Eline, zonder er bewust van te wezen, ruw door al dit onverwachte aangegrepen, school, uit plotselingen angst voor Betsy, in hare melancholische terughoudendheid weg, terwijl zij sedert, zich toch hare meerdere zwakheid bewust, het overheerschende streven der zuster met een zeer prikkelbaren hoogmoed poogde te bestrijden, in die overheersching niet meer de rust en voldoening van eertijds weêrvindend.
V.
Henk en Betsy waren een jaar gehuwd, toen tante stierf. Betsy was bevallen van een zoon. Hij, op aandrang van zijn vrouw, had in dien tijd naar eene betrekking, eene bezigheid gezocht, daar hij Betsy met zijne kalme, goedmoedige luiheid soms verveelde, als een trouwe hond, dien men steeds aan zijne voeten vindt liggen, en die, bij ongeluk, dikwijls getrapt wordt. Ook hijzelve koesterde een onduidelijk denkbeeld, dat een jonge kerel, trots zijn fortuin, toch iets moest uitvoeren. Intusschen, gevonden had hij niets en zijn ijver was ook zeer verminderd, sedert Betsy zelve niet meer op zijn zoeken aandrong. Heel lastig maakte hij het haar immers niet, daar hij des morgens, bijna iederen dag, in den fyzieken aandrang van zijn groot lichaam naar eenige ontspanning der spieren, paard reed, nagerend door zijn twee grijze Ulmerdoggen; des middags, door zijn vrouw geprest, visites met haar maakte, of, ontslagen van dezen plicht, de soci?teit bezocht, terwijl zij des avonds samen veel uitgingen, naar soirées en comedies, waar Henk door zijn fladderend vrouwtje werd medegesleept als iets lastigs, maar iets geheel onmisbaars. Hij schikte zich in dit hem te woelige leven; hij gevoelde geen kracht zijn wil tegenover dien van Betsy te stellen, en vond het rustiger zich aan te kleeden en zijne vrouw te volgen, dan den huiselijken vrede te verstoren door een strijd van twee?rlei verlangens. En hij genoot van den zeer enkelen avond, dien zij thuis, alleen, doorbrachten, en die hem, in zijne aangeboren neiging naar gezelligheid, vulde met een lauwen wellust; die hem, op het einde, verliefder deed worden, dan wanneer hij zijne vrouw, buiten zijn bereik, op een soirée had zien tintelen van scherts en vroolijkheid. Dan werd hij wrevelig, en zeide, in eene boudeerende stilte, geen woord bij het huiswaarts keeren. Zij echter, op dien enkelen avond, verveelde zich gruwelijk, werd slaperig in den suizenden gloed van het gas, en ergerde zich, met een boek op de canapé liggende, aan haar man, die de illustraties van het leesgezelschap bezag, of minuten lang op zijn kopje thee zat te blazen. In zulk een oogenblik gevoelde zij een onweêrstaanbaren aandrang van wreedheid hem aan te sporen, toch in 's hemelsnaam naar eene bezigheid om te zien, waarop hij, ietwat verbaasd, zóo uit zijn wellust geschud te worden, met dikke, lijmerige zinnen antwoordde. Zij echter was innerlijk zeer gelukkig; zij vond het heerlijk zooveel aan haar toilet te kunnen bekostigen, als zij maar verkoos, zonder tot op een cent nauwkeurige berekeningen, als tante haar had laten doen, te behoeven te maken; en zij overdacht somwijlen bij het einde der week met een zaligen glimlach, dat zij geen dag des avonds waren thuis gebleven.
Eline intusschen had in een melancholische eenzaamheid dat jaar bij tante Vere doorgebracht, droomerig starende door de groote spiegelruiten of op de Japansche ooievaren en pioenrozen, een enkele maal door Betsy meêgevoerd in haar zwier van vermaken. Zij had veel gelezen, vooral bekoord door Ouida's weelderige, van kleurengloed en Italiaansch zonlicht flonkerende, fantasmagorie eens ge?dealizeerden levens, hel en bont als een schitterende caleidoscoop. Zij las de Tauchnitz-editions, tot de deeltjes, uitgeput door den greep harer vingeren, los uit zichzelve vielen, met krullende bladen, aan een enkelen draad. Ook bij tantes ziekbed, waar zij, met een gevoel van romantische voldoening, waakte, en zich een slapeloozen nacht afsloofde met duizend kleine zorgen, las zij ze, en las zij ze weêr. In de atmosfeer der ziekekamer, doorgeurd met een ge?therizeerden medicijnreuk, kregen de deugden en begaafdheden der edele helden, de smettelooze schoonheden der hellebooze en hemelreine heldinnen eene onwederstaanbare bekoring van lokkende onwaarheid; en Eline voelde zich vaak door een
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.