en een opwekking;--men mag hun invloed niet over 't hoofd zien, evenmin als Steffens zelf vergat met wat voor opwinding zijn vader thuis kwam op een dag--hij was toen, in 1789, zestien jaar--en aan de kinderen vertelde van den val der Bastille en het aanbreken van een nieuwen grooten tijd van vrijheid en geluk[5].
"Het waren wonderbare dagen," zegt Steffens in zijn herinneringen, "... het eerste oogenblik van geestdrift ... heeft iets reins en heiligs gehad om nooit te vergeten." Maar het dwepende verlangen dat hem dreef tot de natuur "in haar gansche volheid," zooals hij het uitdrukt, lag op den grond van zijn hart; dat heimwee naar zielsbevrijding drong en prikkelde den jongeling met onstuimiger kracht dan de voorbijgaande roes van indrukwekkende gebeurtenissen. Hij moest de wijde wereld in om met eigen oogen te zien wat de nieuwe tijd aan nieuwe menschen en nieuwe idee?n deed opbloeien, hij moest zijn geest laven aan de bron van het geestesleven in Duitschland: de wijsgeeren, de dichters, de mannen der wetenschap moest hij kennen, en uit hun mond, door hun omgang moest hij het wezen der nieuwe idee?n direct opnemen in zijn hart, als het beginsel van een "voller" leven.
* * * * *
Toen hij--het was in het voorjaar 1802--uit Duitschland naar Kopenhagen terugkwam, met het plan om voorlezingen te houden over zijn geestelijke ondervinding, vond Steffens in Denemarkens hoofdstad onder zijn enthousiaste hoorders, den dichter, den man geroepen om een levende gestalte te geven aan zijn denkbeelden. "Ik gaf hem aan zichzelf," zegt Steffens van zijn eerste kennismaking met Adam Oehlenschl?ger, "hij werd zich bewust van zijn rijkdom, en ik schrikte bijna van de onstuimigheid waarmede die jonge frissche bron mij tegemoet stroomde."[6]
Het verhaal is bekend hoe die weeke, voor alle indrukken vatbare en toch hartstochtelijke trotsche geest van Oehlenschl?ger het bezielende woord van zijn ouderen tijdgenoot aannam en dadelijk in zijn po?zie liet weerklinken,--veel te bekend om het hier nog eens te geven. Maar ik kan toch niet zonder even een vermelding dat tafereel voorbijgaan van opbruisende geestdrift, waar de jonge dichter, eerst ik weet niet door welk vooroordeel weerhouden, bij Steffens aarzelend een bezoek brengt, om met hem te blijven spreken, wandelen, etend, rustend, van elf uur 's morgens tot drie uur in den nacht, dan thuiskomt en een gedicht schrijft voor zijn vriend tot bewijs voor zijn dichterschap, voor zijn pasgeboren "volle" dichterschap.
Daar raakt ons de ademtocht van den tijd onmiddellijk aan. Het krachtige leven ontspruit dadelijk en natuurlijk. Het vindt zijn terugslag in de gedachten. "Zoon van de Natuur," zoo karakteriseert Oehlenschl?ger den held van zijn po?tische vertelling "Aladdin of de wonderlamp." Aladdin's genie is geluk. Het geluk komt tot hem zonder gezocht te worden, als tot het voorwerp van zijn liefde.
Tegenover Aladdin stelt de dichter Nureddin, den zorger en zwoeger, den nachtwroeter en peinzer, gelijk hij het menschentype noemt, dat de fortuin den rug toekeert.
Oehlenschl?ger en het tijdstip dat hem dichter zag worden, stonden aan den zonnekant. De genialiteit van de jeugd drong toen het sombere, bleeke nadenken en zich bezinnen terug naar de schaduwen van den nacht[7]. Want het waren toch nog iets meer den twee po?tische typen, Aladdin en Nureddin,--het zijn twee soorten van karakters in de menschenwereld: de levensvolle, de toegrijper, de improvisator van geluk en de twijfelaar, de peinzer, de levensloochenaar[8]. Hun contrast openbaart en teekent zich niet slechts in de po?zie, maar ook in de opvolgende tijdvakken en in de groote mannen van het Scandinavische Noorden. Oehlenschl?ger heeft door zijn voorstelling die typen aan de menschen van het Noorden getoond. Ja, men kan misschien zeggen dat hij buitendien en in 't algemeen een vorm gaf aan de elementen, waaruit de nieuwe letter- en levenskunde van het Noorden zich begon op te bouwen. Dat alles was weliswaar door hem nog niet in vaste, scherpe lijnen getrokken, en de samenhang der karakters was dikwijls oppervlakkig en onbepaald:--voor de toekomst viel nog iets te doen:--maar hij beproefde het ten minste om de heele wereld in zijn werk af te spiegelen en zich te doen bewegen. Hij hield het oog op het geheel....[9]
* * * * *
Een tien- of twaalftal jaren na Oehlenschl?ger's opgang keerde de stemming zich om. De troostelooze en magere jaren kwamen aan. Het was bij Napoleon's val, toen de nieuwe denkbeelden, na nog een opbruising, hun krachten hadden verspild, toen de mannen van het Heilig Verbond zich gereed maakten om onder den schijn van het Heilige de oude rechten weder te doen gelden....
Men kent de gewoonte der dichters van het Noorden om hun helden op de beslissende momenten van hun leven een hoogte te doen beklimmen tot het houden van een alleenspraak in de eenzaamheid van den natuur. Nu gaat het landschap waarop zij zelf en hun helden uitzien, zich verduisteren; wolkgevaarten legeren zich daarover, en het gezicht van de hoogte is
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.