Dramatische werken | Page 3

Henrik Ibsen
op teleurstelling en smart.
"Ik stond eenmaal," zoo leest men in een brief van het jaar 1814[10], die als een karakteristiek van den tijd beschouwd moet worden,--"ik stond eenmaal op een hoogen berg en keek rond in een heerlijke streek.... En de oneindige zegen en de oneindige liefde vervulden mijn hart door hun machtige nabijheid.... Die tijden zijn voorbij en het leven is me een enge gevangenis geworden, de natuur een kille regen-Novemberdag. Dikwijls bekroop mij het verlangen weer op dien hoogen berg te stijgen en het uitzicht te hebben op de oneindige wereld. Maar tevergeefs wachtte ik op den goddelijken geest en de onzegbaar heerlijke nabijheid; en klagende ging ik van de hoogte af, bitter weenende"....
* * * * *
Zoo scherp was de val. De vrije geest, en de scheppende verbeelding moesten bukken onder het wicht van den tijd.
Ze lag heel zwaar op de menschheid, de Restauratie, de Herstelling van het verledene;--ze onderdrukte en ze weerhield.
Welke kiemen van groei konden ook wel die jaren aan Europa verschaffen? Wat vermochten ze aan de menschheid te schenken, de vorstencongressen en vorstendecreten waarmede de wereld toen werd bestuurd? Een voorwendsel van nà- en overleven voor wat verouderd was en vermolmd!
Niets meer.
* * * * *
Wij wenden ons tot Noorwegen, want daar is vooreerst onze standplaats[11].
Ook voor Noorwegen had nog even het licht opgeblonken te midden der volkenverwarring.
Het jaar 1814 gaf aan het land de vrijheid en een grondwet: vrijheid tegenover de Deensche monarchie waarvan Noorwegen tot dien tijd deel had uitgemaakt,--en door zijn grondwet van 17 Mei zelfstandigheid tegenover Zweden waarmee het onder een zelfden koning kwam.
Maar Noorwegen was verarmd en uitgedoofd. De inspanning om zijn grondwet te verkrijgen had de laatste krachten verbruikt.
Zoo scheen het. En voordeel van de constitutie had men niet. Niet dadelijk ten minste. Wat in de toekomst lag kon niemand voorzien. Op 't oogenblik toonde de boerenstand, de kern der bevolking, zich onverschillig. Gehecht aan hun oude overleveringen, waren de boeren van de nieuwe vrijheid niet gediend, ja zij gedroegen zich tegenover haar zelfs vijandig. Gevolg van hun armoede en hun geestesarmoede. Maar de bureaucratie, de kring van regeeringsambtenaren, nam het bestuur in handen, en zij kon zelfs het woord van vrijheid niet verdragen, evenmin als den naam der constitutie, uitvloeisel van den revolutionairen geest uit het begin der eeuw.
Zoo was er nergens van vrijheid sprake of 't moest zijn van de overoude, eeuwengeheiligde Noorsche vrijheid om de dingen te laten gaan, zooals zij wilden....[12]
Diep onder het oppervlak welde en woelde er toch iets in den geest van die menschen.
* * * * *
[Illustratie: Ibsen's geboortehuis te Skien (het huis rechts, tegenover de Kerk)]
Een Noorman heeft een ingeschapen trots. Hij zal niet licht het denkbeeld loslaten van een grootsche bestemming voor zich en voor zijn volk. Maar de natie zelf, in haar teruggedrongen, armelijk bestaan, miste persoonlijkheid. En daar kwam het in de eerste plaats op aan. Wat in dien tijd aan Noorwegen, zoowel als aan de andere kleine volkeren van Europa ontbrak, dat was een energiek nationaal karakter, een krachtige physionomie. Het leek wel of de stormen der oorlogs- en geestesberoering van de Revolutie de trekken van het gezicht hadden weggevaagd. Of paste de oude verbleekte gelaatsuitdrukking niet meer bij het scherper licht der nieuwe vrijheid?...
Binnen het verloop van weinig jaren kwam er dan meer voortgang in de zaken van het land. Het was zoo nog geen welvaart, dan toch een voorbode van welvaart. Sinds 1825[13] kan men een groei der bevolking waarnemen. En daarmee gepaard gaat een ontwikkeling. Het volkskarakter, zwijgend nog, maakt zich gereed tot spreken en uitspreken, de trekken worden meer gemarkeerd, en bij de nadering van het jaar 1830 neemt de spanning toe. Dat alles uitte zich nog op studentenmanier, woelig en roezig, bij feesten ter gelegenheid van de constitutieviering: men wilde de overheid trotseeren. Toch in alle geval kwam er toon en kracht in de menschen en de dingen.
"Een taak[14] zoo onmetelijk groot, dat Miltons werk in vergelijking daarmee eenvoudig schijnt, heeft me bezig gehouden en zal me nog maanden bezighouden ook," schreef in 1828 een student van twintig jaren aan zijn geliefde. "Het gedicht heet "Hemel en Aarde"--."[15] Is het niet alsof men een van de jonge Titanen hoort, op het punt om 't luchtruim te bestormen?
* * * * *
En zoo stormt hij ook die stille geschiedenis van Noorwegen binnen, de onbesuisde dichter en patriot, Henrik Wergeland. Hij brengt tocht en hartstocht met zich mee, de jongeling wien de wilde haren om het na?ef geestdriftige gezicht zwieren.
Ik weet niet of er nog menschen gevonden worden die het "hemel en aarde" gedicht met voldoening kunnen lezen;--het werd in 't voorjaar van 1830 voltooid en met een opdracht aan Henrik Steffens in de wereld gezonden,--zoo vormloos zweeft het reuzenpo?em door ijle sferen van hemel en aarde, zoo stapelen zich beelden en gedachten
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 156
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.