gij in de hotels, ook uwe morgen, middag en avondmalen, uwe postrijtuigen, uwe plaatsbiljetten op spoorwegen en stoombooten, uwe rijtuigen als ge in eene stad u verplaatsen moet tusschen een station en de aanlegplaats eener stoomboot. Die tickets zijn eer goedkooper dan duurder dan het betalen met klinkende munt; zij worden overal aangenomen en falen nooit. Als gij uwe Cooks of Bennetts biljetten in den zak hebt, is uwe reis reeds gemaakt, alles gaat als van een leien dakje en ge komt van zelf we��r thuis--althans zoolang ge blijft op de aangewezen route. Trouwens het is moeielijk daarvan af te wijken, want buiten de aangewezen wegen zijn er geene, en buiten de aangewezen h?tels zijn er geene, en dikwijls ook geene andere woningen. Dorpen zijn zeldzaamheden; de nachtverblijven zijn gebouwd op de plaatsen waar paarden en koetsiers moeten rusten; alleen ziet men hier en daar tegen de berghelling nog eene boerderij. Zonder die reisbureaux zoude er voor 't groote meerendeel der zomerreizigers geene gelegenheid zijn om Noorwegen te bezoeken; laten wij er hun dus dankbaar voor zijn dat zij Noorwegen exploreerden, en dat zij het zoo goed deden, al heeft men dan wel eens last van de vertegenwoordigers dier firma's.
Het uitzichtsrijtuig toch was in het geheel niet bezet, maar men wilde liefst ruim zitten, en de twee tolken wilden zich verdienstelijk maken tegenover de reizigers, die zij begeleidden. Grappig waren een drietal landgenooten, die vast overtuigd all����n onze nationaliteit te vertegenwoordigen, zich aardigheden veroorloofden over de wijze waarop ik weggezonden werd; 't kan toevalliger wijze voorkomen dat zij deze regelen lezen, en zij mogen dan nog eens bedenken welk eene dwaas figuur de hunne was, toen de stationschef zoo beleefd was eene zeer goede plaats te mijner beschikking te stellen.
De spoorweg voerde ons over bergen en dalen, door statige bosschen, langs groote rotspartijen; van tijd tot tijd uitzichten op bergmeren, zooals over Eina de Randsfjord, en te Eina zelf het fraaie Einameer.
Hier begint de eigenlijke Valders-lijn, eene particuliere spoorweg-maatschappij. Tot Eina was het Staatsspoorweg. Men spoort geruimen tijd langs de Randsfjord tot Odnaess aan het uiteinde van het meer gelegen. Nu langs een flinken bergstroom, de Etna-elv, (Elv = rivier) omhoog tot Dokka. Het landschap wordt nu eentonig: van tijd tot tijd nog wel eens een mooi boschgezicht en een paar woeste bergkloven, maar 't geen men ziet boeit weinig. Tot overmaat van ramp begon het te regenen; gelukkig niet lang en met het wegtrekken der wolken bleken we ook in aardiger omgeving gekomen te zijn. Hier en daar een kerkje; eindelijk verlaten we het dal der Eina; de trein gaat zuchtend en steunend over een bergrug en dan komen we in het dal der Baegna, dat ruimer is en meer afwisseling biedt. Vooruit komen de sneeuwtoppen van Jotenheim vrij; links verwijdt de rivier zich meermalen tot een meer; aan elke halte wordt gestopt; de reizigers en de spoorwegbeambten hebben geen haast meer, men vertrekt als alles klaar en de laatstaankomende reiziger goed gezeten is.
Fagernaes is eene kleine verzameling huizen met twee hotels; nu er sedert een paar jaar een station is, komt er wat meer leven. Ik logeerde in het Fagernaeshotel, zeer aangenaam aan het meer gelegen, en kon dien namiddag nog een paar prettige wandelingen maken. Een voetpad rechts van den straatweg brengt u, tegen den berg op, aan eene belved��re met prachtig uitzicht op de Strandefjord. Na tafel was het buiten te koud en er werd nog een gezellig uurtje in de conversatiezaal doorgebracht; men hoort daar alle talen en 't scheen mij toe dat de Noren het op prijs stellen, als men tracht hunne taal te spreken. Voor 't naar bed gaan bestelde ik tegen den volgenden morgen negen uur een rijtuig en vond het ook precies klaar staan.
Eerst nog eens een luchtje geschept langs het meer, en toen besteeg ik mijne eerste stolkjaerre; een kariol zoude ik later nog wel krijgen.
Eene kariol heeft maar eene zitplaats, de stolkjaerre heeft er twee; heeft men grooter gezelschap, dan kan men ook vierwielige rijtuigen met twee paarden krijgen; die rijtuigen zijn allen oud en hebben allen den vorm van cal��ches.
Stel u voor een gewonen marktwagen, een lagen eikenhouten bak op veeren, van 't zelfde soort als hier gebruikt worden om groenten of visch langs de straten te verkoopen, waarop ook zooals hier voor verdere ritten een ijzeren stoel wordt aangebracht, waarop weder eene bank met lederen kussen; het voertuig heeft ook een lederen schoot, dien men bij regen of koude over zijne knie?n op kan trekken. De koetsier zit achter den reiziger of reizigers op een krukje dat aan den ijzeren stoel is aangebracht, zooals ook bij arrensleden gebruikelijk is. Zijt gij alleen dan komt de koetsier dikwijls naast u zitten, zit hij achter u, dan houdt hij de teugels rechts van u. Uit den aard der zaak
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.