gulden per nacht is niet goedkoop,--maar nu kan ik ook na twee nachten gereisd en na een goed ontbijt genuttigd te hebben, reeds omstreeks 9 uur mijne wandelingen door Kristiania beginnen, onder begunstiging van het heerlijkste zomerweder.
De Noorsche steden werden vroeger, en dat is nog zoo heel lang niet geleden, allen van hout gebouwd. Er kwamen herhaaldelijk groote branden voor en daar volgden dan wettelijke bepalingen op, waarbij herbouw in hout verboden werd. Kristiania trof dit ongeluk in 1686, 1708 en 1858; daardoor heeft het nu, al is het gedeeltelijk van ouderen datum, een zeer nieuw uiterlijk; rechte breede straten, groote pleinen, wandelingen en plantsoenen. De Karl Johans-Gade begint aan het station en loopt ongeveer een half uur recht door en omhoog tot aan het koninklijk slot. 't Is eene prachtige straat met vele monumentale gebouwen aan weerszijden, waaronder het parlementsgebouw met zijn strengen stijl bijzonder de aandacht trekt. Daar verbreedt zich de straat met flinke plantsoenen, die we��r afgewisseld worden door de statige lijnen van het nationaal theater en die van de eenvoudige universiteit. Het koninklijk paleis met zijne fraaie parken sluit de Karl Johans-Gade waardig af. Achter het nationaal theater ligt eene minder aanzienlijke stadswijk, "Piperviken" genaamd, waar veel neringdoenden wonen, en veel handelswerven en pakhuizen zijn; zij komt uit aan de Pipervikenbaai, waar het wemelt van grootere en kleinere stoombooten en waar op flinke ruimten eene aardige bedrijvigheid heerscht. Aan de oostzijde der baai vindt men de oude vesting Akershus, 't eenige oudere gebouw in Kristiania. Zij werd gebouwd in 1310 en dient nu als tuighuis en als gevangenis. Het is een aardige groep gebouwen. De kerken te Kristiania hadden voor mij geene aantrekkelijkheid; de museums heb ik ook niet bezocht, maar wel geruimen tijd doorgebracht in de houten loods achter het universiteitsterrein, waar een oud vikingerschip bezichtigd kan worden. Er zijn er eigenlijk twee, het schip dat in 1867 bij Thune in het ambt Smaalene opgegraven werd, is alleen dan te zien als de bewaarder (Vagtmester) zelf aanwezig is, en men hem een extra drinkgeld geeft. Ik trof hem niet en zag dus alleen het schip dat in 1880 bij Gogstad, niet ver van Sandefjord, uitgegraven werd. Het is ongeveer 1100 jaar geleden dat dit schip gebouwd is, en deskundigen die ik er juist aantrof, maakten mij de opmerking, dat de scheepsbouwkunst sinds dien maar weinig veranderd was. Het was een flink vaartuig, dat zijn tuig wel gedragen zal hebben, en stellig scherp bij den wind zeilde. Het is van zwaar gezond eikenhout gebouwd en vertoont hier en daar in de onderdeelen wijzen van werken, die nu nog in gebruik zijn. Die oude zeevaarders hebben ons ook nog eene uitdrukking nagelaten, die nog steeds in zwang is. Aan de rechterzijde van het schip werd als roer een waaiervormig getimmerte, dat om eene spil draaien kan, uitgebracht, en daar vandaan wordt die zijde van het schip nog altijd de stuurboordzijde genoemd.
De derde gang van boven af is doorboord met 16 gaten aan we��rszijde, en is daarom ook wat zwaarder dan de andere gangen. De gaten zijn rond, evenals de handvatten der roeispanen, maar er zijn kepen ingemaakt, zoodat de spanen van binnen af uitgestoken konden worden. De roeispanen zijn vrij kort voor zulk een groot vaartuig, en zijn van dennen hout.
Eene rij ronde houten schilden hing buiten tegen den bovengang, elkaar half bedekkend; zij zijn om het andere geel en zwart geverfd; zij dekken de openingen voor de roeispanen, en beschermden de roeiers.
Het roer hing tot beneden de kiel omlaag, maar kon bij ondiep water met eene lijn opgehaald worden; de diepgang van het schip was ongeveer 2 meter; de voor- en achtersteven loopen veel hooger op, en zijn zeker gebeeldhouwd en versierd geweest; maar deze deelen van het schip staken boven de aardlaag, waaronder het bedolven lag, uit, en zijn daarom vergaan.
Er zijn geen teekenen van verslijten of beschadiging aan het schip; alles is nog kantrecht en glad; de onderkant van de kiel en de voorsteven zijn nog volkomen gaaf. Het schip moet dus juist afgebouwd zijn geweest, toen de Viking stierf. Het is gekalefaterd met driedraads garen, uit koehaar gesponnen, de bedoeling was dus, dat het varen zoude, en het is blijkbaar niet gebouwd op de plaats waar men het vond als eene reuzenlijkkist.
De grafkamer is, in tegenstelling met het overige zeer ruw ineengezet met spaarzaam behakte zware balken en planken en gedekt met stukken berkenschors. In die grafkamer heeft de hoofdman gerust te midden van zijne wapens en kostbaarheden, maar voor tijden reeds heeft men in den grafheuvel eene loopgraaf ingebracht, door den wand van het oude schip heen. De roovers lieten alles in verwarring achter, en slechts eenige schamele overblijfselen van pauwenvederen, goudweefsels op donkere wollen stof, ornamenten van verguld brons en lood werden gevonden bij de beenderen van een krachtigen grijsaard van
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.