is in den bak weinig plaats voor bagage; de koetsier heeft ook een regenmantel, een paardendeken en een haverzak bij zich, zoodat men ook om de zwaarte, niet meer dan eene gewonen handkoffer kan mede nemen.
De kariol staat op hetzelfde onderstel, maar heeft den vorm van een schulp, naar voren spits toeloopende, inderdaad veel overeenkomende met den vorm van sommige onzer oude sjeezen; vroeger heeft de schulp ook in riemen gehangen. Als men zich met de beenen lang uit in zoo'n kariol plaatst, dan is het rijden er mede lang geene onaangename beweging, die men goed kan verdragen zonder vermoeienis. De stolkjaerre stoot weleens als ze niet goed op de as staat. Bij de kariol zit de koetsier natuurlijk altijd op het achterbankje. De koetsiers zijn gewoonlijk gedienstige, bedaarde lui, dikwijls zijn 't ook maar jongens, ik heb eens op een rit een menner van dertien jaar gehad, een vlug kereltje met eene grappige vrijmoedigheid, maar hij was lang de slechtste niet, van de vrienden die ik al zoo naast mij heb gehad; hun rijtuigen behooren alle tot een soort van postrijtuigen verband, skyds genaamd. De koetsiers en reizigers zijn allen aan bepaalde reglementen onderworpen, waarvan men echter weinig bemerkt en niets geen last heeft. Heeft men een skyds genomen bijv. van A naar B en komt men onderweg een skyds tegen, vol of ledig, van B naar A, dan verwisselt men van rijtuig, en elk rijtuig keert weêr op zijn weg terug; of wel men spant alleen de paarden om; voor den reiziger een gering bezwaar, voor de koetsiers en de paarden natuurlijk besparing van den halven weg en tijd. Het is mij herhaalde malen gebeurd als ik me eens door eene wandeling had verpoosd, of eene boerderij had bezocht, of wat verder van den weg iets van meer nabij had op willen nemen, dat ik dan ter afgesproken plaats wel een rijtuig, paard en koetsier vond, maar geheel andere dan die ik verlaten had. De bagage, jas of mantel, verrekijker of wat dan ook, waren altijd met zorg overgebracht.
Men kan die koetsiers in alles vertrouwen, al begint hun eenvoud al sterk te ontaarden onder den invloed van het vreemdelingenverkeer; wanneer men aan 't einde van zijn rit den koetsier ontslaat, betaalt men hem volgens tarief of met het Cooks-ticket, en geeft hem een fooitje in verhouding tot het aantal afgelegde kilometers.
De wegen in Noorwegen zijn in perfekte orde; alleen treft men hier en daar nog zoogenaamde oude wegen, die aangelegd zijn, altijd volgend de golvingen van het terrein, zoodat men bij korte tusschenpoozen steeds stijgt en daalt. In het noorsch heet zoo'n oude weg "bakket", dat is bultig, en dien naam draagt hij met eere. Voorbij rijden doet men zelden, en wisselen geschiedt niet anders dan in den stad; is de weg langs een bergstroom of langs eene diepte, dan houdt het rijtuig aan dien kant stil, terwijl het andere voorbij stapt.
Zoo vertrok ik dan van Fagernaes met het plan om tot Grindaheim door te gaan. Een heerlijke zonnige morgen; even voorbij het hotel over eene brug over de Naes, die stroomopwaarts aardige kijkjes gaf op stroomversnellingen, afgesloten door een kleinen waterval, waarbij een schilderachtig groepje van houten gebouwen, een houtzaagmolen met houtwerf. Links had ik al dadelijk de Strandefjord aan weêrszijden tusschen lage oevers, heerlijke groene weiden; vooral het punt waar men het kerkdorp Vennaes nadert, is zeer lief. De kerk is van hout en witgeverfd, dat is een vast model voor de nieuwere kerken; alle komen zij zoo naar vaste maten uit de timmerfabrieken; men vindt ze overal. Goedkoop waarschijnlijk; leelijk stellig! Een uur verder krijgt men de kerk van Ulnaes. De fjord wordt hier smaller, en er is eene houten brug over geslagen; links vooruit ziet men de sneeuwtoppen nabij het Vangsmj?sen, dat we straks bereiken, en die van Jotunheim, die steeds in het verschiet blijven. Te Fosheim is weder een poststation; de Strandefjord die nu van naam verandert, en Graneimfjord heet, wordt steeds nauwer en eindelijk weer rivier, de Baegna; we komen nu te Vestre Slidre, dat eene fraaie oudere steenen kerk heeft, mooi op eene hoogte aan 't water gelegen; die kerk past in hare omgeving en versiert het landschap; de Baegna is weer een meer geworden, de Slidrefjord, en vormt fraaie landschappen. 't Kwam zoo met de dagverdeeling uit, dat ik te L?ken stil hield voor het middagmaal. Behalve de nieuwe houten kerken, zijn ook de kleinere hotels op de poststations overal van denzelfden bouw, ook zij werden kant en klaar uit de timmerfabrieken afgeleverd. Is de plaats wat meer bezocht, dan wordt de eetzaal van het hotel tot gezelschapszaal ingericht, en eene eetzaal naast het hoofdgebouw gesticht. De eenvormigheid van die hotels werkt wel eens op de lachspieren, maar heeft vóór, dat men zich spoedig thuis gevoelt; men verplaatst zich wel,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.