zulke voorwaarden
onmogelijk is."
"Integendeel, zeer mogelijk," antwoordde Fogg.
"Nu, maak ze dan!"
"De reis om de wereld in tachtig dagen?"
"Ja."
"Ik wil wel."
"Wanneer?"
"Terstond. Maar het spreekt van zelf, dat ik het op uw kosten doe."
"Dat is krankzinnigenwerk!" riep Andrew Stuart, die zich ongerust
begon te maken over de hardnekkigheid van zijn medespeler. "Kom!
laten wij liever spelen."
"Geef dan nog eens," zeide Phileas Fogg, "want gij hebt verkeerd
gegeven."
Andrew Stuart nam de kaarten met bevende hand, maar eensklaps ze op
tafel nederleggende, zeide hij: "welnu, ja mijnheer Fogg, ik wed om
vier duizend pond!..."
"Beste Stuart," zeide Fallentin, "bedaar toch. Het is geen ernst."
"Als ik zeg: ik wed," zeide Andrew Stuart, "dan meen ik het ook."
"Goed," zeide Fogg. Toen, zich tot zijn collega's wendende, ging hij
voort:
"Ik heb twintig duizend pond bij de gebroeders Baring staan. Ik heb ze
er gaarne voor over...."
"Twintig duizend pond!" riep John Sullivan. "Twintig duizend pond,
die gij door een onvoorzien oponthoud kunt verliezen."
"Onvoorziene dingen bestaan niet," hernam Fogg kalm.
"Maar, mijnheer Fogg, de tijd van tachtig dagen is het minimum van
tijd, dat men er voor berekend heeft."
"Een goed besteed minimum is voor alles voldoende."
"Maar om het niet te overschrijden moet men met wiskunstige juistheid
van den spoorweg op de mailboot en van de mailboot op den spoorweg
overspringen."
"Ik zal wiskunstig overspringen."
"Dat is scherts!"
"Een goed Engelschman schertst nooit, wanneer er sprake is van zulk
eene gewichtige zaak als eene weddenschap," antwoordde Phileas Fogg.
"Ik wed tegen ieder, die maar wil, twintig duizend pond, dat ik de
wereld zal rondreizen in tachtig dagen, dat is duizend negen honderd
twintig uren of honderd vijftien duizend twee honderd minuten. Neemt
gij het aan?"
"Wij nemen het aan!" antwoordden de heeren Stuart, Fallentin, Sullivan,
Flanagan en Ralph, na het met elkander eens te zijn geworden.
"Goed," zeide Fogg. "De trein naar Dover vertrekt om kwart voor
negenen. Daar zal ik mede op reis gaan."
"Van avond nog?" vroeg Stuart.
"Dezen avond," antwoordde Fogg.
"Alzoo," ging hij voort, een zak-almanak raadplegende, "het is heden
woensdag, 2 October, ik moet in Londen terug zijn, in deze zaal zelve
van de Reform club, op zaterdag 21 December, kwart voor negenen, en
zoo ik er niet ben, zullen de twintig duizend pond bij de gebroeders
Baring gedeponeerd u rechtmatig toebehooren. Ziedaar een wissel voor
die som."
Er werd een proces-verbaal van de weddenschap opgemaakt en terstond
door de zes belanghebbenden geteekend. Phileas Fogg was onder dit
alles zeer kalm gebleven. Hij had zeker niet gewed om te winnen, en
had slechts zijn twintig duizend pond--de helft van zijn
vermogen--verbonden, omdat hij voorzag dat hij het andere gedeelte
zou moeten uitgeven, ten einde dit moeielijke, om niet te zeggen
onuitvoerbare, plan te volbrengen. Wat zijne tegenpartij betreft, deze
was meer onder den indruk, niet zoozeer om de waarde van den inzet,
dan wel omdat zij er eenig bezwaar in maakte om te wedden tegen
hetgeen toch onmogelijk kon bereikt worden.
Het sloeg zeven uur. Men stelde Fogg voor om dezen robber te staken,
opdat hij zijn toebereidselen voor de reis zou kunnen maken.
"Ik ben altijd klaar," antwoordde de kalme gentleman, en gaf de kaarten.
"Ruiten troef," zeide hij. "U zit voor, mijnheer Stuart."
VIERDE HOOFDSTUK.
Waarin Phileas Fogg zijn knecht Passepartout in de hoogste mate
verbaast.
Ten zeven uur vijf en twintig minuten nam Phileas Fogg, na twintig
guineas met het whisten gewonnen te hebben, afscheid van zijn
collega's en verliet de Reform-club. Tien minuten voor achten was hij
in zijne woning terug.
Passepartout, die zijne bezigheden zeer goed kende, stond verbaasd
toen hij mijnheer Fogg zich schuldig zag maken aan onnauwkeurigheid,
en op dit ongewone uur thuis zag komen.
Volgens zijne gewoonte moest de bewoner van Saville Row eerst ten
twaalf uur te huis komen.
Phileas Fogg was terstond naar zijn kamer gegaan en riep:
Passepartout!
Passepartout gaf geen antwoord. Dat roepen kon hem niet gelden. Het
was nog geen tijd.
"Passepartout," riep Fogg, nogmaals zonder eenige stemverheffing.
Passepartout kwam boven
"Ik heb u tweemaal geroepen," zeide Fogg.
"Maar het is nog geen twaalf uur," antwoordde Passepartout, met de
lijst van werkzaamheden, die Fogg hem gegeven had, in de hand.
"Ik weet het," hernam Fogg, "daarom maak ik er u geen verwijt van.
Binnen tien minuten vertrekken wij naar Dover en Calais."
Een soort van grijns kwam er op het gezicht van den Franschman.
Blijkbaar had hij niet goed gehoord.
"Gaat mijnheer ergens anders wonen?" vroeg hij.
"Ja," zeide zijn meester, "wij gaan een reis om de wereld maken."
Passepartout, met de oogleden en wenkbrauwen opgetrokken, de armen
slap langs het lijf en het lichaam in elkander gezonken, was het
uitgedrukte beeld der stomme verbazing.
"Een reis om de wereld," mompelde hij.
"In tachtig dagen," antwoordde de
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.