uitnam, en hij besloot haar dat eens en voor goed af te leeren. Baker had hem niet gezien, en schrok dus niet weinig, toen hij eensklaps achter haar stond. Dik nam een grooten bak met stroop, dien zij onmogelijk met een hand kon vasthouden en zei:
"Toe baker, help me even. Houd dien bak eens vast."
Maar dat kon baker niet doen, want dan zou Dik zien, dat zij een hand vol vijgen had. Haastig draaide zij zich dus om en stak de vijgen met eene behendige beweging in haar mond, maar ongelukkig konden ze daarin haast niet geborgen worden, zooveel had zij er wel uit het kistje genomen. Zij moest den mond dus stijf dicht houden, wilde zij zich niet verraden. Toen greep zij den stroopbak met beide handen aan. Haar mond zat als 't ware volgepropt, tot groot vermaak van Dik, die een vriendelijk praatje met haar begon.
"Wel baker," vroeg hij, "hoe zou het toch komen, dat de kleine Jan",--want zijn zoon heette Jan, naar zijn grootvader,--"dat de kleine Jan altijd zoo schreeuwt? Wat kan daar toch de reden van wezen?"
Maar baker kon niet antwoorden vanwege de vijgen, die zij in den mond had. En er waren er te veel, dan dat zij ze had kunnen doorslikken. Kauwen durfde zij ook niet, want dan zou zij zichzelve dadelijk verraden hebben. Zij verkeerde nog in de heilige overtuiging, dat Dik niets van hare snoeperij had gemerkt. Zij zeide dus niets, maar haalde alleen de schouders op, ten teeken dat de reden van Jantjes geschreeuw haar totaal onbekend was. Doch met dat gebaar was Dik niet tevreden.
"Neen baker, haal nu de schouders niet op," zei hij op ernstigen toon, "maar zeg mij liever kort en goed, wat er de oorzaak van is. Hij moet toch ergens met zooveel volharding om schreeuwen!"
Baker haalde nogmaals de schouders op, en Dik keek haar ernstig aan.
"Scheelt er wat aan, baker? U trekt zoo'n raar gezicht," ging hij voort. "Heeft u pijn of zoo iets?"
Baker schudde ontkennend met het hoofd, maar het angstzweet brak haar uit, want de vijgen in haar mond begonnen haar verschrikkelijk zwaar te liggen, en zij kon haar mond bijna niet meer dicht houden. Zij kneep de lippen wanhopig stijf op elkander en liet den zwaren stroopbak haast vallen.
Dik had de grootste pret, en ging plagend voort:
"Heeft u kiespijn, baker?"
Baker schudde alweer van neen.
"Of buikpijn?"
Nogmaals hetzelfde gebaar.
"U lijkt wel stommetje te spelen, baker. Ik geloof, dat ik den dokter voor u moet halen."
De baker slaakte een diepen zucht, maar wilde blijkbaar niets van een dokter weten. Zij schudde heftig van neen.
"Maar zeg dan toch wat, baker! Zulk zwijgen is om er tureluursch van te worden. Of kan u niet spreken?"
De baker zei nog niets, maar keek wanhopig naar den zolder.
"Doe uw mond eens open, baker," ging Dik zonder medelijden voort, en hij pakte haar kin tusschen vinger en duim. Maar nu werd het baker te erg, en zij begreep, dat Dik heel goed had gezien, dat zij van de vijgen gesnoept had. Zij zette den stroopbak haastig neer en verliet in allerijl den winkel, terwijl Dik het uitschaterde van pret, omdat hij haar zoo geducht te pakken had gehad. Zij dorst den "baas" den geheelen dag niet meer aankijken van schaamte, en zij had nog grooter hekel aan hem dan vroeger, toen hij haar klompen vol water had geschept.
Maar haar snoeplust leerde zij er niet mee af. Die kwaal was bij haar te veel ingekankerd.
Dat bleek Dik, toen zijn zoontje een dag of acht oud was. In den winkel, achter een van de toonbanken, was een luik, waaronder zich de kelder bevond. Dik was in dien kelder, toen de winkelschel ging, maar de baker wist niet, dat Dik daar was. Zij kwam in den winkel en zag daar den loopjongen van den banketbakker, die eene heerlijke roomtaart kwam brengen, een geschenk van Piet van Dril en diens vrouw. Ha, de neusvleugels van vrouw Smul trilden van begeerte. Na haastig om zich heen gekeken te hebben, of zij wel alleen was, lichtte zij behendig het deksel van de doos en genoot van den heerlijken aanblik, dien de verrukkelijke taart opleverde.
Dik kwam langzaam en onhoorbaar naderbij. "Als zij gaat snoepen, zal ik het haar eens en voor altijd afleeren," dacht hij.
En jawel, vrouw Smul moest toch eventjes proeven. Met haar vinger streek zij er wat room af en stak het in den mond. Wat smaakte dat heerlijk! Zij smakte met de tong. En wat rook die taart lekker. Wacht, zij moest ook eventjes ruiken. Zij bracht de doos wat omhoog, haar neus naar omlaag, en genoot van den heerlijken geur....
Maar Dik was meer dan kwaad, want hij dacht, dat vrouw Smul er van snoepte. En in zijne boosheid gaf hij een geduchten duw tegen den bodem van de doos, zoodat neus en kin van de
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.