De Zonderlinge Lotgevallen van Gil Blas van Santillano | Page 8

Alain René le Sage
jeugd zeker erg blond geweest, want hoewel zij nu wit was, hadden hare haren toch nog eenige nuancen van de vorige kleur behouden. Haar gelaat was olijfkleurig, zij had een puntige opgewipte kin en erg invallende lippen; een groote arendsneus boog zich tot op haar mond en hare oogen waren rood met purperen glans.
"Hier brengen wij je een jongeling," zei een van de ruiters tot deze schoone engel der duisternis en zich vervolgens tot mij wendende en ziende dat ik geheel bleek en ontdaan was van schrik, zeide hij: "Vriendje, je behoeft voor niets bang te zijn, er zal je geen leed hoegenaamd geschieden. Wij hadden een knechtje noodig om onze keukenmeid een beetje te helpen; wij hebben jou ontmoet en dat is een buitenkansje voor je. Gij komt hier in de plaats van een jongen, die voor veertien dagen gestorven is. Hij had een zeer zwak gestel, maar gij lijkt flinker en zult niet zoo gauw sterven. Weliswaar zult gij het daglicht niet meer zien, maar ter vergoeding daarvoor zal het je hier aan niets ontbreken. Gij zult je leven slijten met Leonarda, die een goede vrouw is en gij zult alles hebben wat je hartje begeert. Ik zal je eens laten zien, dat je hier niet bij arme lui bent." Daarop nam hij een fakkel en gebood mij hem te volgen.
Hij bracht mij naar een kelder, waarin ik een groote menigte flesschen zag en aarden potten, alle goed gesloten en vol uitmuntenden wijn. Vervolgens leidde hij mij door verschillende vertrekken. In enkele ervan waren stukken linnen opgestapeld, in andere stukken zijde.
Verder zag ik heel veel goud en zilver en allerlei vaatwerk met wapens erop. Daarna bracht hij mij in een groot vertrek, dat verlicht werd door drie vensters van gedreven koper en dat toegang gaf tot verschillende andere kamers. Hier deed mijn geleider mij opnieuw allerlei vragen, hoe ik heette, waarom ik Ovi��do verlaten had en meer van dien aard en toen ik ze alle beantwoord had, zeide hij tot mij: "Je bent een zondagskind, Gil Blas, dat je juist ons getroffen hebt, nu je toch uit je vaderstad waart vertrokken om eene goede betrekking te vinden. Ik heb het je al gezegd, gij zult hier een heerenleventje leiden in weelde en overvloed. Gij zult rollen door het goud en zilver. Bovendien zijt gij hier absoluut veilig, want dit hol is z���� verborgen, dat de speurhonden van de politie het wel nooit zullen ontdekken. Ik en mijn kameraden alleen kennen den toegang. Ik ben kapitein Rolando en aanvoerder van de geheele bende; de man dien gij bij mij hebt gezien, was een van de manschappen."

HOOFDSTUK V
Waarom verscheidene andere dieven op het tooneel verschijnen en welk aangenaam gesprek zij voerden.
Toen Rolando dit alles verteld had, verschenen er zes andere mannen in de zaal. Het was de luitenant met vijf manschappen, allen beladen met buit. Zij droegen twee groote draagkorven vol suiker, kaneel, peper, vijgen, amandelen en rozijnen.
De luitenant begon te spreken tot den kapitein en zeide hem, dat hij die manden met buit weggenomen had van een kruidenier van Benavente en dat hij diens muilezel ook gestolen had. Na aldus rekening en verantwoording van zijn tocht te hebben gegeven, werd de buit naar de provisiekamers gebracht. Daarna dacht men slechts aan vreugde en vermaak, men plaatste een groote tafel in het salon en zond mij naar de keuken, waar Leonarda mij op de hoogte bracht van wat ik te doen had. Ik boog voor de noodzakelijkheid, daar mijn noodlot het van mij eischte, begroef mijn smart diep in mijn binnenste en begon deze eerlijke, brave menschen te bedienen.
Ik bracht eerst het buffet in orde, plaatste er zilveren kopjes op en verscheidene flesschen van dien heerlijken wijn, dien Rolando zoo geprezen had. Vervolgens zette ik twee schotels rago?t klaar en terstond gingen de roovers aan tafel. Zij begonnen met een flinken eetlust te eten, terwijl ik achter hen bleef staan om hen te bedienen en wijn in te schenken. Ik deed dit zoo naar hun genoegen, dat zij mij allerlei complimentjes maakten, terwijl de kapitein hun mijne geschiedenis vertelde, wat hen blijkbaar zeer vermaakte. Vervolgens vertelde hij allerlei lof van mij, doch ik was voorgoed van ijdelheid genezen en ik hoorde het dan ook onverschillig aan. Toen begonnen zij mij allen te prijzen en zeiden dat ik geknipt was voor schenker en honderdmaal beter was dan mijn voorganger. En daar Senora Leonarda dat ambt na zijn dood had waargenomen, ontnamen zij haar van nu af die waardigheid om mij er mede te bekleeden. Zoo volgde ik deze oude Hebe op als een tweede Ganymedes.
Een groote schotel met wild, die na de rago?t werd opgediend, verzadigde verder de roovers, die onderwijl een stevig glaasje dronken en spoedig in een vroolijke stemming kwamen en veel lawaai maakten. Zij begonnen allen tegelijk te
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 149
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.