De Werken van William Shakespeare | Page 5

Dr. L.A.J. Burgersdijk
Juni tot 31 December sleepte zij er, volgens de opgave van Knight, 238 inwoners, een vijfde der bevolking, ten grave. Het huis van John Shakspere bleef verschoond; men vindt alleen vermeld, dat hij op 30 Augustus twaalf, op 6 en 27 September telkens zes, op 20 October acht stuivers tot ondersteuning der armen te betalen had.
In de eerstvolgende jaren bleef het Sh.'s vader voortdurend in de wereld goed gaan. In 1565 werd hij gekozen tot alderman en was dus een van de veertien uitverkorenen der gemeente, in 1568 werd hij voor een jaar high bailiff of mayor van Stratford, in 1571 voor een jaar chief alderman, wat hem het recht gaf voortaan Mr.--Master, Magister--genoemd te worden. Ook wat geldelijke aangelegenheden betreft, was hij ongetwijfeld voorspoedig; aangeteekend vindt men, dat hij in 1565 tweemaal borg was voor Richard Hathaway, en dat hij in 1575 het thans als des dichters geboortehuis bekend staande huis met tuin en boomgaard voor 40 pond sterling aankocht. Wat zijn gezin aangaat, werd hem in 1566 zijn tweede zoon, Gilbert, geboren, in 1569 zijn derde dochter, die weder den naam Johanna ontving, in 1571 zijn vierde dochter, Anna, die in 1579 stierf, in 1573 zijn derde zoon, Richard, die in 1613 overleed, in 1580 zijn vierde zoon Edmund, die later tooneelspeler werd bij hetzelfde gezelschap, waartoe zijn broeder William behoorde.
Bij den welstand, waarin zijn vader verkeerde, en de betrekkingen, die hij bekleedde, is er geen twijfel aan, of den jongen William viel de opvoeding te beurt, die jongelieden uit den gegoeden stand genoten. Wij kunnen dus gerust aannemen, dat hij op zijn zevende jaar, in 1571, ter school gezonden werd naar de free Stratford Grammar School, die sedert den tijd van koning Edward?IV bestond, waar jongens van dien leeftijd, mits zij lezen konden en in de stad te huis behoorden, werden toegelaten. Thomas Hunt, geestelijke te Luddington, het eerste dorp aan den Avon beneden Stratford, was er toen onderwijzer, na eenigen tijd opgevolgd door Thomas Jerkins.--Wat werd op zulk een school onderwezen? Hoofdzakelijk Latijn, waarvoor gebruikt werden: 1. een ABCboek, voor de eerstbeginnenden, die vaak les ontvingen van een kweekeling, den somwijlen geldelijk beloonden "ABCdarius", 2. een catechismus in het Engelsch en Latijn, 3. een Latijnsche spraakkunst, waarvoor die van Lilly gewoonlijk in gebruik was, 4. het een of ander gemakkelijk Latijnsch leesboek, 't zij de Colloquia van Erasmus, 't zij de Disticha de Moribus van Cato, 't zij Baptista Mantuanus [4]. Met de verder gevorderden werden misschien de geschriften van Ovidius, Terentius, Plautus en Seneca beoefend. Indien er op de school Grieksch geleerd werd, dan werd hoogstwaarschijnlijk de spraakkunst van Nicolaas Clenardus, Institutiones absolutissim? in linguam Gr?cam, ten grondslag gelegd. Of er nog meer op de Grammar School onderwezen werd, dat tot het zoogenoemde trivium, namelijk grammatica, dialectica en rhetorica, of tot het quadrivium, namelijk arithmetica, geometria, astronomia en musica behoorde, valt niet te zeggen, wel dat het Engelsch waarschijnlijk niet tot de leervakken behoord heeft. Men mag vermoeden, dat Shakespeare tot zijn veertiende, vijftiende of zestiende jaar de school is blijven bezoeken. Al begonnen, naar het schijnt, in 1577 de zaken van zijn vader achteruit te gaan, dit behoefde hem geen reden te zijn om zijn zoon van de school te nemen, daar het onderwijs kosteloos verstrekt werd. Hoe dit zij, belangrijk is het, zoo mogelijk na te gaan, wat Shakespeare op de school geleerd heeft, en hoe hij verder zijn jonge jaren doorbracht.
Dat de gezonde, slanke, flink gebouwde knaap, met groote, heldere, bruine oogen, groote vatbaarheid om te leeren bezat en geenszins tot de achterlijken behoorde, behoeft geen oogenblik betwijfeld te worden. Wij kunnen verder gaan, en beweren, dat hij het Latijn vrij goed machtig was en van het Grieksch ten minste de eerste beginselen verstond. Wij behoeven ons hier niet te beroepen op wat Mr. Aubrey zegt van een zekeren Mr. Beeston of Buston vernomen te hebben, "dat hij vrij goed Latijn verstond en in zijn jonger jaren schoolmeester op het land geweest was", wij kunnen zijn werken raadplegen, en dan vinden wij overvloedige bewijzen, dat het Latijn hem lang niet vreemd was [5]. Men vindt er niet alleen tal van Latijnsche woorden, maar ook vele gezegden en aanhalingen uit Latijnsche schrijvers, Ovidius, Virgilius, Horatius, Seneca, Terentius, de grammatica van Lilly en anderen, verder vele gewone en spreekwoordelijke zegswijzen en eindelijk zinsneden, die niet aan anderen ontleend, maar van hemzelf afkomstig schijnen te zijn. Hierbij komt nog, dat hij meermalen bij het bezigen van Engelsche, van het Latijn afkomstige woorden, er een beteekenis aan toekent, welke afwijkt van de gewone, maar rechtstreeks aan het Latijn ontleend is; zoo spreekt hij van continent impediments, "hindernissen, die weerhouden" (Macbeth IV. 3. 64), van rivieren, die have overborne their continents, die de hen weerhoudende, insluitende oevers hebben overstroomd (Midzomernachtdroom, II. 1. 92). Dat de Latijnsche taal
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 92
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.