reed 's anderdaags, 3 Augustus, als naar gewoonte naar Antwerpen met den morgentrein. De stad was vol soldaten. De Kipdorpvest werd door linietroepen afgesloten. Generaal Dufour, de militaire gouverneur, had er zijn hoofdkwartier in de kazerne.
Al voortstappende door de straten, ontmoette ik de trommelaars die de burgerwachten opriepen en, op de hoeken, hier en daar, zag ik menschen samenscholen om een wit plakkaat te lezen: Hollandsch Limburg was, zoo gezegd, reeds bezet door de Duitschers en Antwerpen werd in staat van beleg verklaard. "Staat van beleg!" Dat klonk zoo akelig in de ooren. Wij gingen dan toch heelemaal aan den dans komen. Overal reeds zag ik de shako's van de burgerwachten opdagen. Voor het paleis van den koning op de Meir stonden zij in gelid. De belgische driekleur woei boven den geveltop met zijn bloemenslingers en vazen. Ja het was de oorlog en wanneer ik terug trok, naar het station, kon ik met moeite de tranen terugdringen die uit mijn oogen wilden breken. Ik was innerlijk verlegen om mijne gevoeligheid. Wij moesten mee in de ontzaglijke menschen-slachting.
Wat te doen? Ik vond het voor mijn huisgenooten toch geruster in de stad, binnen de vesten. Wij hadden toen nog onze illuzie's over versterkte steden en maanden-lange belegeringen.
Toen ik met den middagtrein, om een uur op den buiten kwam, geraakte mijn gemoed weer eenigzins tot kalmte. Was het dan toch wel oorlog? Wij zaten zoo rustig aan tafel bij het open raam. De natuur was toch zoo schoon en zoo vreedzaam rondom ons. Geen geluid dan het zacht geruisch der berken in de grasvlakte en het ver en staag gemurmel van het dennenbosch.
Waarom de menschen uit dien vrede weghalen en brengen in de koorts en de opwinding der groote stad. Maar toch het moest, het was beter, voorzichtiger, allen meenden 't zoo. Alles scheen toch zoo verschrikkelijk snel te zullen toegaan. Wie kon vandaag weten wat morgen zou gebeuren? Geen tijd mocht verloren. Alles werd ingepakt. De tapijten werden opgerold, naar den zolder gesleurd en geborgen onder de balken. Wij sloten de luiken. Ons lachend zomerverblijf scheen in enkele oogenblikken een doodenhuis geworden.
Over den anders-zoo-rustigen steenweg, voor ons hof, zagen wij, als in waanzinnige vlucht, auto's en rijtuigen van alle slag voorbij snellen, volgeladen met kisten en pakken. De stad scheen voor eenieder het zekere toevluchtsoord. Het vreedzame platte land werd verlaten voor de ingebeelde zekerheid eener vesting.
Ik kwam rond vijf uur in de stad terug. Op de Keizerlei waren er groote samenscholingen van menschen. Men huilde en tierde voor de duitsche koffiehuizen. Uithangborden vielen aan scherven, blazoenen van duitsche maatschappijen werden neergehaald.
De belgische vlaggen verschenen aan alle gevels. Het was nu bekend geworden dat het groote duitsche rijk zijn ultimatum had gezonden en den oorlog verklaarde aan het kleine en vreedzame Belgi?. Dienzelfden morgen om 7 uur was het antwoord onzer regeering reeds overhandigd met de bevestiging dat elke aanslag op ons recht van onschendbare natie door alle middelen zou worden afgeweerd.
Door de van-volk-krielende straten schreeuwden de krantventers langs alle kanten oorlogsnieuws: De engelsche vloot bewoog voorbij de Oosterschelde; het gerucht liep zelf dat zij de Schelde op vaarde en dat de engelsche soldaten nog dienzelfden avond bij de antwerpsche burgers zouden worden ingekwartierd. De russische legers rukten op K?nigsberg af, maar de bezetting van hollandsch Limburg was onwaar bevonden, de staat van beleg werd opgeheven...
Ik verademde. Wij konden dan nog wat buiten blijven. Het was toch zoo rustig ginder in de bosschen. Men hoorde er niets van al 't gewoel hier en het schrikbarend nieuws. Zoo was mijn gevoelen toen ik dien avond weer op ons landhuis kwam in de stilte der natuur.
Wij woonden er nog tot woensdag 5 Augustus. Doch het waren droeve dagen. De luiken bleven dicht. De keuken en een klein kamertje daarnaast alleen waren open nog en in gebruik. Wij zaten er lijk landverhuizers met onze kisten en manden. De oorlog was dan toch onwederroepelijk begonnen voor ons landje... De vrouwen lazen toen reeds met verkropt gemoed en snikken in hare keel het nieuws van het eerste belgisch bloed dat voor het vaderland vloeide. Want in den nacht van 3 tot 4 Augustus waren de duitsche troepen gewelddadig onze grens overgeschreden. Twaalf regimenten ruiterij hadden het land van Herve overrompeld en de eerste botsing gebeurde tegenover de vernielde Maasbrug van Vis��.
Maar wij waren fier over het nobele antwoord dat onze regeering op het duitsche ultimatum had gegeven. De besluiten genomen in de buitengewone Parlements-zitting van 4 Oogst, waar heel ons Vorstenhuis aanwezig was, vervulde ons gemoed met nationale trots en ons hart bonsde bij de proclamatie van den koning aan het leger "Vlamingen denkt aan den Guldensporenslag! Walen herinnert u de 600 Franchimontezen!" Dat klonk hero?sch want wij wisten dat onze jeugdige, vroeger zoo stille vorst, nu zelf naar de grens trok om aan het hoofd van
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.