De Prins en Johan de Witt | Page 3

P.J. Andriessen
of levenslustige
oogen, geen schalksche trek om lip of mond; de arme knaap is jong,
zonder jeugd te hebben gekend: hij heeft vrij wat meer in de wereld dan
die burgerjongen, dien wij daarstraks op het plein voor de
Sint-Pieterskerk met zijne kameraads zagen knikkeren,--maar zeker zou
die voor al het geld der wereld met hem niet willen ruilen. Toch toont
zijne kleeding zijn aanzienlijken stand aan. Dat zwart fluweelen
wambuis met die fijne kanten lubben, die op de witte, magere handen
neerhangen, die satijnen broek van dezelfde kleur, met korenblauwe
linten onder de knie vastgemaakt, die fijn lederen schoenen met
strikken, in welker midden zich een gouden knoop bevindt en die
halsdoek, die als een bef met breede plooien om den hals gestrikt, in
echte Brusselsche kant nederhangt, doen 't u reeds vermoeden, indien
de omgeving in de kamer er u geen zekerheid van gaf. Die bijna

tienjarige knaap--misschien hebt gij 't begrepen--is de hoop van het
edele stamhuis van Oranje en van allen, die het met dat doorluchtige
geslacht wél meenen: 't is Willem Hendrik, Prins van Oranje-Nassau,
Graaf van Catzenellebogen, Vianden, Dietz, Lingen, Meurs, Buren en
Leerdam, Markies van der Veere en Vlissingen, Heer en Baron van
Breda, de stad Grave en het land van Kuik, Diest, Grimbergen, Herstal,
Kranendonk, Warneston, Arlay, Noseroy, St.-Veit, Daasburg, Polanen,
Willemstad, Niervaart, IJselstein, St.-Maartensdijk, Steenbergen,
Geertruidenberg, de hooge en lage Zwaluwe, en Naaldwijk,
Erfburggraaf van Antwerpen en Besançon en Erfmaarschalk van
Holland. 't Is de achterkleinzoon van den grondlegger onzer vrijheid,
den edelen Willem den Eerste, 't is de zoon van den te vroeg gestorven
Willem den Tweede en van Maria Stuart, de oudste dochter van Karel I
Koning van Engeland.
Ik heb u reeds verhaald, dat de arme Prins zijn vader nooit gekend heeft.
Kort na zijne geboorte begiftigden hem de Algemeene Staten met een
rentebrief van achtduizend gulden 's jaars en legden de Staten van
Holland hem een jaargeld van vijfduizend, Delft van zeshonderd,
Leiden van twaalfhonderd en Amsterdam van duizend gulden toe,
terwijl Zeeland er later nog twee duizend bijvoegde; zoodat onze knaap,
behalve de inkomsten zijner goederen, een jaarlijksch inkomen heeft
van ongeveer achttienduizend gulden, zeker meer dan genoeg voor een
kind van bijna tien jaren. En toch is hij niet gelukkig, Prins Willem
Hendrik. Toch ligt er een verdrietelijke trek op dat gelaat,--een trek, die
aan meer dan lichamelijk lijden doet denken.
Zijn levenslot was dan ook verre van benijdenswaardig geweest. Reeds
weinige weken na zijne geboorte, toen Zeeland
den voorslag deed, hem
tot Stadhouder te benoemen, wees Holland dit van de hand. En gij weet
het, hoe bij het vredestraktaat in 1654 de beruchte acte van seclusie
werd vastgesteld, waarbij de Prins werd uitgesloten van de
waardigheden, door zijne voorvaderen bekleed. Maar ook in den
huiselijken kring had de arme Willem Hendrik weinig genoegen gehad.
Reeds kort na zijne geboorte ontstond er twist over de voogdijschap
tusschen zijne moeder, zijne grootmoeder en den keurvorst van
Brandenburg, gehuwd met de oudste zuster van Willem II. De eerste

meende daarop recht te hebben wegens het testament van haren gemaal;
de tweede beweerde, dat Prinses Maria die zelf niet meerderjarig was,
geen voogdes kon zijn, en de laatste, die nog verscheidene mededingers
had, begreep, dat slechts een man met de voogdijschap kon worden
bekleed. Na veel twist werd men het eens, dat Amalia van Solms de
helft, en Prinses Maria Stuart en de keurvorst van Brandenburg ieder
een vierde der voogdijschap zouden uitoefenen en dus een even groot
gedeelte der goederen besturen.
Hoezeer nu deze zaak in der minne geschikt scheen, bleef er tusschen
de beide Prinsessen een veete bestaan, die niet dan ongunstig op het
karakter van den jongen Prins kon werken. Het had daardoor al dat
opene verloren, hetwelk men van een knaap van zijn leeftijd terecht
kon verwachten, en een kunst van veinzen aangenomen, die zeker
leelijk en veroordeelenswaardig is in een kind, ja in den man;--maar die
hem later tot den grootsten staatsman zijner eeuw maakte. Daarbij had
hij dikwerf grootmoeder over dingen hooren spreken, die voor moeders
ooren niet aangenaam zouden zijn geweest, en moeder had zaken
aangeroerd, die hij bij grootmoeder niet mocht vertellen,--en daardoor
had hij, reeds op zoo jeugdigen leeftijd, de groote kunst geleerd om te
zwijgen, een kunst, die hij zijn gansche leven heeft in practijk gebracht
[3].
Hiermede en bij gebrek aan verkeering met knapen van zijn leeftijd,
had het karakter van den jeugdigen Prins een plooi aangenomen, die
men reeds bij den eersten aanblik op dat magere, bleeke gelaat kon
bespeuren: een zekere stroefheid in den omgang met anderen, vooral
met vreemden en in gezelschappen, waardoor zij, die hem niet kenden,
hem voor onaangenaam en lomp hielden. Alleen zij, die meer met hem
omgingen, zijne bijzondere vrienden en kennissen, hadden hem innig
lief en wisten zijne goede hoedanigheden te
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 80
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.