De Noordwestelijke Doorvaart | Page 9

Roald Amundsen
hoop poetskatoen, dat op de vaten had gelegen en met petroleum gedrenkt was, had vuur gevat en was dadelijk lustig gaan branden.
Langs de kust zetten wij nu onze vaart in zuidelijke richting voort tot we in de buurt van Boothia Felix dieper vaarwater kregen. De gevaren van zee en wind hielden er het schip vijf dagen vast. Voorbij King Williamsland kwam de Gj?a nog; maar toen werd daar, waar de Simpsonstraat zich naar het Westen opent, geankerd in een kleine, beschutte haven van genoemd eiland, die later den naam van de Gj?ahaven kreeg.
Daar westwaarts de zee ijsvrij was, lag de route naar de Noordwestelijke Doorvaart open voor ons, maar daar we ons tot hoofddoel hadden gesteld, over de magnetische pool onderzoekingen in te stellen, besloten wij hier ons winterkwartier op te slaan. De herfststormen waren nu in vollen ernst begonnen, en het vaarwater was, dat wist ik, westwaarts zeer ondiep. Voordat ik mij echter verder in de haven waagde, wilde ik er met een boot varen. Naar onze waarnemingen op Beechey-eiland lag de magnetische noordpool nog ongeveer op haar oude plaats, en daar de Gj?ahaven ongeveer negentig zeemijlen van die plek verwijderd was, was ze, volgens de mannen der wetenschap voor ons als vast station zeer gunstig gelegen. Wanneer wij dus onze observatoria wilden bouwen en alles voor de overwintering in gereedheid wilden brengen, moesten we ons haasten. Wij hadden ook in de laatste weken zwaar gewerkt en hadden behoefte aan een poosje rust. En waarom zouden we nog verder westwaarts een haven zoeken, die we mogelijk niet eens zouden vinden? Hadden we de voltooiing der Noordwestelijke Doorvaart tot ons hoofddoel gehad, dan zou de zaak anders hebben gestaan, en niets zou mij van verder varen hebben afgehouden.
Den 13den September 1903 voer ik met Lund en luitenant Hansen de haven binnen. De ingang was niet zeer breed; op de smalste plek zouden nauwelijks twee schepen elkaar kunnen passeeren. Maar de loodingen toonden een bevredigende diepte, gemiddeld zes vadem water. De haven zelf was in elk opzicht naar wensch.
Den volgenden dag, Maandag den 14den September, 's morgens om vijf uur voeren wij met ons schip tot dicht bij den oever als aan een kade. En nu konden we ons werk voor de overwintering aanvangen. Eerst kwam de beurt aan alle honden, die per boot aan land werden gebracht. In een beschut hol wegje sloegen we palen in het zand, spanden er touwen tusschen en bonden er de honden vast. Zij waren natuurlijk hoogst beleedigd over deze soort van verbanning, maar voor ons was het een gemak, ze op het schip kwijt te zijn, waar ze ons maar in den weg liepen.
Daarna richtten we tot hulp bij het lossen een luchtspoorweg in. Ik had besloten, alle proviand aan den wal te brengen, om zooveel mogelijk ruimte aan boord te hebben; Lindstr?m zou ook ruimte voor al zijn keukengereedschap krijgen.
De luchtspoor bestond uit een stalen tros, die van het midden van den mast naar de oude strandlijn gespannen werd, ongeveer twintig meter achter de tegenwoordige. Wij hadden daar een geschikte opslagplaats gevonden voor de kisten. Aan land was de tros vastgemaakt aan het werpanker, dat we wel een meter diep in het zand hadden begraven en toen nog stevig in den ondergrond hadden gedreven.
Op de tros wandelde een blok heen en weer met een inhaler aan den wal en een aan boord. Met behulp van een takel werden de kisten uit het scheepsruim geheschen in het blok gehangen, dan losgelaten en dan wandelden ze vroolijk naar den wal. Ristvedt en ik namen de kisten in ontvangst; de overigen arbeidden allen aan boord. Wij legden de kisten op een houtonderlaag; zoodra we een kist aan land hadden, sloegen we er den houten deksel af, draaiden de kist om, tilden de buitenste houten kist op en nu stond de binnenste blikken kist vrij. Bij het opstellen der kisten werd trouw het nommer genoteerd met den inhoud, zoodat men altijd gemakkelijk zou kunnen vinden, wat men zocht. De ledige houtbakken werden zorgvuldig bewaard, om later als bouwmateriaal te worden gebruikt.
Wij werkten van vijf uur in den morgen tot des avonds om acht uur. Den achturendag hadden we nog niet, maar hij zou nog komen! Enkele voorboden van den winter, regen en sneeuw, kregen we al te voelen, maar we hoopten dat de komst van dat jaargetijde zich nog zoo lang zou laten wachten tot we klaar waren.
Den 17den tegen den avond waren we met lossen klaar; we bouwden een huis van zeildoek over de kisten heen en het geheel deed zich uitnemend voor. Om den voorraad tegen vocht te bewaren, groeven we nog een diepe sloot om het huis. De springstof werd verder het land in geborgen en met een tentje gedekt. Later werden ook onze kleederen en alle dingen, die geen vocht konden verdragen, in
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 50
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.