De Nederlandse kerken en de joden | Page 4

J. M. Snoek
overkwam ons niet, maar zomer 1935 (ik was toen 15 en zojuist overgegaan naar de vierde klas van het Chr. Lyceum in Arnhem) werd besloten dat er niets anders op zat: ik moest van school af om thuis in de zaak te gaan meehelpen. We waren Gereformeerd: mijn moeder belijdend lid en de kinderen dooplid. Dus ging je 's zondags naar de kerk; de kinderen eerst alleen naar de ochtenddienst, maar vanaf hun twaalfde jaar ook 's middags. In de middagdienst werd er meestal gepreekt over de Heidelbergse Catechismus (HC), een uitleg van het Christelijk geloof, geformuleerd in de vorm van vraag en antwoord en verdeeld in 52 "zondagen". Ook op de catechisatie, waar men vanaf het twaalfde jaar heen ging, werd de HC besproken en de kinderen leerden wekelijks een "zondag" uit het hoofd. Sommige vragen ("Wat is Uw enige troost, beide in leven en sterven?"; "Wat is een waar geloof?") en hun antwoorden bleven je je levenlang bij. Aan tafel werd er door het gezinshoofd (bij ons thuis dus: mijn moeder) voor en na de maaltijd hardop gebeden; zesmaal daags. Ten minste tweemaal per dag werd er aan de etenstafel een bijbelgedeelte gelezen. De jongens waren lid van de Gereformeerde knapenvereniging. Als je 16 werd, mocht je naar de jongelingsvereniging (JV). Daar werd men voorbereid op de taak in "kerk, staat en maatschappij". Ook de meisjes hadden hun verenigingen.
<19>
foto 1. Vooroorlogs zendingsbusje met een "dankbare Javaan"
Als kind ging je naar een "school met de Bijbel". Op maandagmorgen nam je een gift mee voor de zending. Die ging in een spaarbus, versierd met het borstbeeld van een Javaan. Als de stuiver of cent in de gleuf viel, knikte hij vriendelijk. We waren ervan overtuigd dat alle Javanen niet alleen hoffelijk waren, maar ook uiterst dankbaar voor het feit dat hun het evangelie gebracht werd. Zendelingen met verlof vertelden over snel groeiende kerken in Nederlands-Indi?. Thuis hing in de huiskamer een rood, blikken busje aan de muur, met het opschrift: "Voor Joden, heidenen en mohammedanen". Als wij kinderen kattenkwaad hadden uitgehaald, legde mijn moeder ons soms de straf op om van ons zakgeld een gift in het zendingsbusje te doen. Waarop mijn broer protesteerde: "Dan worden de heidenen bekeerd door onze zonden". Toen zag moeder verder van de methode af.
<20>
Als je middelbaar onderwijs mocht volgen, diende dat het liefst Christelijk onderwijs te zijn. Ik ging dus naar Arnhem, ook al was de "neutrale" HBS in Wageningen dichterbij. Je las een Christelijk dagblad - bij ons thuis: de Standaard. Men stemde op een Christelijke politieke partij; Gereformeerden werden geacht op de Anti-Revolutionaire partij van Colijn te stemmen.
Tegenwoordig noemt men deze eenvormigheid "de verzuiling" [1.11] en nu hebben we oog voor de negatieve kanten van het verschijnsel. Weinige zagen die toen. Sommige aspecten ervan werden als positief ervaren en ze zouden tijdens de oorlog van waarde blijken. De sterke verbondenheid met de eigen groep gaf een zeker zelfvertrouwen; de eigen organisaties leverden het raamwerk voor de opbouw van een verzetsbeweging; de eigen "nestgeur" zou een belangrijk hulpmiddel blijken te zijn bij het vaststellen wie er te vertrouwen was en wie niet. Zo belde tijdens de oorlog de K.P. (knokploeg)-leider Johannes Post eens aan bij een politie-agent in Groningen en vroeg diens medewerking voor een verzetsdaad. Post kon zich niet legitimeren en de ander wantrouwde hem: de onbekende kon immers een provocateur zijn. Het was etenstijd, en Post werd aan tafel genodigd. Hij schikte aan en zag, hoe de vrouw des huizes een bijbel klaarlegde. "Zijn jullie Gereformeerd?", vroeg Post. "Ja", was het antwoord. Waarop Johannes zei: Ik ook; ik ben ouderling in een dorp in Drenthe". De gastheer reageerde met de woorden: "Wilt U ons dan voorgaan in gebed?" Johannes bad. En de gastheer wist nu heel zeker: "deze man is een broeder (geloofsgenoot)". Na het eten werden er zaken gedaan.[1.12] Maar Duitsland was in de jaren dertig onze vijand nog niet; integendeel. Ons gezin, maar ook de familie (ooms en tantes die in de buurt woonden; mijn moeder had tien broers en zusters) was pro-Duits. Ten eerste omdat we vonden dat de Duitsers bij de vrede van Versailles, in 1919, onbillijk behandeld waren, ten tweede omdat we een hekel aan de Engelsen hadden. Die hadden immers de Boeren in Transvaal en de Oranje-Vrijstaat geknecht. De boeken van L. Penning over de heldhaftige strijd van de Boeren tegen de trouweloze Britten werden vlijtig gelezen en hadden grote invloed. Onze sympathie?n en die van de overgrote meerderheid in de Gereformeerde Kerken veranderden snel en grondig na de machtsovername in Duitsland door Hitler.
<21>
Hervormde predikanten hadden, veel meer dan bij de Gereformeerden het geval was, intensieve contacten met de "Bekennende Kirche", dat deel van de Duitse kerk dat zich niet door Hitler liet gelijkschakelen. Ger van Roon heeft het belang van deze contacten voor de
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 77
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.