De Nederlandse kerken en de joden | Page 8

J. M. Snoek
37.000 Joden. In 1934 was hun aantal 23.000 en in 1935 vluchtten er 21.000. Voor 1936 en 1937 bedroegen de geschatte cijfers respectievelijk 25.000 en 23.000. Vanaf begin 1938 tot 1 oktober 1941 - toen alle emigratie verboden werd - verlieten naar schatting 170.000 Joden het Duitse "Reich". [1.18]
Hoe waren nu de reacties op dit alles in Nederland? Er waren augustus 1933 naar schatting ongeveer 6.000 - politieke en Joodse - vluchtelingen in ons land. Mei 1934 besliste de regering dat niet-officieel toegelaten vluchtelingen aan de grens moesten worden tegengehouden, tenzij "aannemelijk wordt gemaakt dat terugkeer naar Duitsland onmiddellijk lijfsgevaar voor de betrokkenen zal meebrengen". [1.19] Statenloze vluchtelingen moesten naar Duitsland teruggeleid worden, maar met gematigdheid en zonder "aan overijling gepaard gaande hardheden". In totaal werden door Nederland ruim 30.000 vluchtelingen opgenomen, in verhouding meer dan door andere landen, aldus L. de Jong. [1.20] Maar Joodse vluchtelingen zijn in die jaren door de Nederlandse marechaussee in opdracht van de regering Colijn wel "teruggeleid" naar Duitsland. Na de Anschluss (waarbij Duitsland Oostenrijk inlijfde; maart 1938) verscherpte de Nederlandse regering haar restrictief beleid.
<30>
Vele predikanten ondertekenden een manifest (in 1933) waarin het antisemitisme werd afgewezen. [1.21] J.J. Buskes en W. Banning behoorden tot de sprekers op een grote protestvergadering. [1.22] Op 19 sept. 1935 was opnieuw Buskes een van de sprekers op een protestvergadering in de Apollo-hal, waar 6000 mensen aanwezig waren. De toespraken werden gepubliceerd in de brochure "Vrede over Isra?l". Er werd een Protestants hulpcomit��, opgericht, het "Comit�� voor zogenaamde niet-arische Christenen". In 1938 werd de naam veranderd in "Protestants Hulp-Comit��, voor uitgewekenen om ras of geloof'. We noemen deze verschillende reacties slechts terloops: het ging hier immers niet om offici?le kerkelijke protesten. Van Roon verschaft uitvoerige gegevens in zijn Protestants Nederland en Duitsland 1933-1941.
Voor de tweede wereldoorlog heeft bijna geen enkel kerkgenootschap in Nederland officieel en publiekelijk geprotesteerd tegen de Jodenvervolgingen. Kerken in Duitsland, Groot-Brittanni?, Zweden, Frankrijk en de Verenigde Staten hebben dat wel gedaan.[1.23] Vanwaar die zwijgzaamheid in Nederland? De volgende punten dienen hier genoemd te worden. Vrij algemeen was men binnen de kerken van oordeel, dat het doen van "politieke" uitspraken niet op de weg der kerken lag. Men had immers Christelijke politieke partijen? Toentertijd werd dan ook - in tegenstelling tot nu - geen enkele publieke uitspraak over welk politiek onderwerp dan ook door de kerken gedaan. Bovendien bestond er - in tegenstelling tot nu - weinig contact tussen de kerken; er was geen gezamenlijk optreden. Vooral de RK Kerk en de Gereformeerde Kerken in Nederland zagen geen heil in interkerkelijke samenwerking. Daar komt dan nog bij, dat men algemeen bevreesd was voor het in gevaar brengen van Nederlands neutraliteit en van onze economische belangen: de handel met Duitsland. Ook beschouwde men, ofschoon het nationaal-socialisme afwijzend, Duitsland desondanks als een bolwerk tegen het veel groter geachte gevaar: dat van het communistische Rusland. Wat de Hervormde Kerk betreft, "de kerkorde maakte het nu eenmaal de Kerk onmogelijk, te komen tot een gemeenschappelijk en openlijk getuigenis", aldus Touw. "De Synode had geen bevoegdheid kerkelijke beslissingen te nemen, maar had alleen een administratieve en financi?le opdracht. De grote roeping van het belijden, getuigen en handelen der Kerk werd in de kerkelijke vergaderingen niet aan de orde gesteld, en in elk geval kon daarover geen bindende beslissing genomen worden".[1.24]
<31>
Twee uitzonderingen op deze regel van officieel-kerkelijke stilzwijgendheid zijn te melden. Allereerst kreeg de Commissie tot de Zaken (het dagelijks bestuur) van de Remonstrantse Broederschap een brief van de gemeente te Amersfoort waarin verzocht werd om de Jodenvervolging in Duitsland op de agenda van de komende Algemene Vergadering te plaatsen. De hoogleraar G.J. Heering stelde daarop een resolutie op:
(...) Zonder voorbij te zien aan de schuld der wereld en onze eigen schuld in deze loop van zaken, en open latende de vraag in hoever aan de houding der getroffenen of aan die van hun geestverwanten of rasgenoten een en ander verweten kan worden, op dit ogenblik kunnen wij slechts denken aan het onrecht, dat geschiedt. Onrecht tegenover de pacifisten, tegenover de socialisten en tegenover de Joden. (...) Het ergste is misschien, dat de Christelijke Kerk voor het grootste deel zozeer de dienaresse is geworden van het nationalisme, dat zij op enkele uitzonderingen na zwijgt, of instemming betuigt. [1.25]
De overgrote meerderheid van de Vergadering stemde met Heering in. "Het was een uitspraak voor intern gebruik, maar het bleef een uitspraak", aldus Van Roon.
Ten tweede werd er een motie aangenomen door de Nederlandse afdeling van de World Alliance for International Friendship through the Churches:
"De Nederlandse Afdeling van de Wereldbond tot het bevorderen van een goede verstandhouding tussen de volken door de kerken, bewust van zijn doel om de vriendschappelijke verhouding tussen de volken te bevorderen en overtuigd, dat deze ernstig geschaad wordt door de maatregelen in Duitsland genomen en uitgevoerd tegen de Joden, die mede
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 77
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.