zich in mijne tegenwoordigheid zoo zouden hebben uitgelaten als zij deden, wanneer zij vermoed hadden, dat ik hunne gezegden later openbaar zoude maken. Er is iets heiligs, naar mijn oordeel, in een gemeenzaam onderhoud: en daarvan mag geen misbruik gemaakt worden."
"Dat ben ik niet met u eens. Beroemde mannen behooren tot de nakomelingschap, en zij zijn er zelfs over 't geheel mede gestreeld, wanneer men aan hetgeen zij gezegd of gesproken hebben waarde genoeg hecht om het bekend te maken: zelfs dan, als het hun niet tot eer verstrekt. Zij hebben allen een weinig van de ijdelheid van Herostratus weg, en wanneer men slechts van hen spreekt, kan het hun minder schelen, hoe."
"Ieder heeft zijne inzichten; maar ik heb mij niet geroepen geacht, om iets te doen, waar mijn gevoel tegen opkwam."
"Dan is het jammer, dat gij geen roman geschreven hebt, waar gij uw kennissen met verandering van naam, tijd, enz. in te pas had gebracht."
"Mijn lieve P.! gij vergeet, dat die kleine bijzonderheden, die thans aan u en anderen belangrijk voorkomen, omdat zij belangrijke personen betreffen, of wel omdat ik er zelve in gemoeid ben, al haar aardigheid zouden missen, indien zij betrekking hadden op onbekenden. Er zijn zeer weinige zoogenaamde vernuftige gezegden, zeer weinige merkwaardige voorvallen, die hun waarde niet grootendeels ontleenen aan de namen, die er mede gemoeid zijn. Zo? iemand zich b.v. de moeite ooit getroost hebben om de zoutelooze kwinkslagen op te teekenen of na te schrijven, die men aan Cicero toekent, indien gij of ik die gezegd hadden?--En echter vinden wij die in al de schoolboeken.
"Ik beken gaarne, dat gij dagelijks betere dingen voortbrengt, dan al wat wij van dien aard in de klassieke oudheid aantreffen: en juist daarom verbeeld ik mij, dat gij, gebruik makende van de bouwstoffen die gij hebt, een zeer onderhoudend boek zoudt hebben kunnen schrijven.
"'t Is mogelijk: ik heb het nooit beproefd: en in allen gevalle weet ik niet, of het mij gelukt zo? zijn langs den door u aangewezen weg. Want het is niet genoeg steen en kalk te hebben, men moet ook de bekwaamheid bezitten van die aan-een te voegen, indien men er een huis van wil bouwen: en al heb ik nog zulk een voorraad anecdoten en grappen, ik diende een lijst te hebben om die in te plaatsen; want gij zoudt toch niet begeeren, dat ik een boek schreef alleen om de menschen aan 't lachen te maken: en er diende toch wel een zekere zedeleer bij te komen."
"Hm!" zeide ik, glimlachende: "die zedeleer van de romans!"
"Ja! ik weet wel, dat men daar tegenwoordig niet meer om geeft: en dat althans de Fransche boeken van dien aard zijn, dat men zich bijna schaamt, die gelezen te hebben; nu--voor mijn part, ik lees ze niet: ik hou mij bij 't oude."
"Er valt zeker niet veel op te roemen" zeide ik, mij vermakende met de drift, waarmede zij sprak: "maar," vervolgde ik, haar willende plagen door een van haar lievelingsschrijvers aan te vallen: "daar is Fielding, met wien gij nog al ophebt: die is dan toch ook niet bij uitstek kiesch in zijn tooneelen."
"Dat weet ik wel, en ik zo? u ook niet zeggen, dat gij Tom Jones aan uw dochter ter lezing moest geven; maar indien gij beweert, dat het boek geen goede zedeleer heeft, dan zeg ik, dat gij het nooit met aandacht gelezen hebt. Indien Fielding zijn held nu en dan laat struikelen, en daardoor in de noodzakelijkheid vervalt van beschrijvingen te geven, waar sommigen zich aan ergeren, dan dient hij zijn lezer later het tegengift voor, door hem de rampzalige gevolgen aan te toonen, die onvermijdelijk uit het inwilligen onzer verkeerde neigingen ontstaan: daarom acht ik het boek zoo hoog, omdat het bestendig strekkende is, om de groote en nooit genoeg herhaalde waarheid te verkondigen, dat het kwade altijd zijn meester loont."
"Ziedaar een waarheid, lieve Juffrouw! die zoo oudbakken is, dat men er aan begint te twijfelen: en, rechtuit gezegd, ik behoor onder die twijfelaars; want wordt niet door de stelling, dat deugd en misdrijf beide reeds hier op aarde vergolden worden, de leer der vergelding hier namaals merkelijk verzwakt?--En leert ons eene, misschien ook wat oudbakken, ondervinding niet, dat de booze dikwijls, ongestoord, de rijkste zegeningen geniet, terwijl de brave in armoede en ellende zucht en met allerlei tegenspoeden te kampen heeft?"
"Tot op zekere hoogte geef ik dit toe; maar ik verzoek u, wel op te letten, dat ik geenszins beweerd heb, dat het goede zoowel als het kwade hier beneden beloond of gestraft wordt in den zin, dien gij er aan hecht:--verre van dien: dat geschiedt eerst in een volgend leven; maar alleen, dat elke daad, die wij verrichten, haar natuurlijke, onvermijdelijke gevolgen met zich brengt, die somtijds, wel is waar, geheel anders zijn, dan men die zich voorstelt; maar die
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.