De Leeuw van Vlaanderen | Page 2

Hendrik Conscience
nogmaals ontvluchtende zijn zij weder in het duister gedoken.--Vergeef hun, Gustaf, zij kennen U niet. Gedenk, met medelijden voor hen, dat indien gij geboren waart om groot onder uw tijdgenoten, en Kunsttolk te zijn, zij tot kunstadders geschapen waren; en daarbij,--is het niet in de vergelijking uwer schitterende gewrochten met de hunne, zo gering, dat zij hun nietigheid zien?--En moeten zij U dan niet haten omdat uw vernuft zo zwaar op hen weegt?
Ho ja, dit is de gang der wereld:--de slangen wonen in aanzienlijker getal aan de voet der reuzeneiken.--
Laat ze begaan, Gustaf, uw naam zal ondanks dit gif met die van Rubens en van Van Dijck leven; en indien er ����n blad van mijn boek tot de nakomelingen moet overgaan zal het gewis dit zijn waarop uw naam geprent staat.
Antwerpen, de 18 December 1838
Hendrik Conscience

Voorwoord
Wanneer men met een zucht naar vaderlandse roem de kronieken doorbladert, komt een aandoening van spijt en schaamte ons treffen, bij de overtuiging dat wij onze Vaderen zo weinig gelijken. Zij roemden op de naam van Vlaming als op de grootste eretitel welke hun kon toegevoegd worden, en dankten God dat het Hem beliefd had hen op die heldenbodem te laten geboren worden.--En dit was geen ijdele waan, geen overdreven liefde tot het Vaderland. Diezelfde mannen, die aldus op hun naam roemden, hadden dezelve groot en heerlijk voor al de volken der wereld gemaakt. Zij droegen hun zegerijke zwarte Leeuw van Vlaanderen in de verste streken,--in Palestina, in Griekenland, in Itali?, in Afrika: Vlamingen waren het die tot Keizer van Constantinopel werden verheven, een Vlaming was het (Robrecht van Bethune) welke achttien jaar oud zijnde het Franse leger als opperveldheer in Sicili? aanvoerde.--Wee de vijand die zulke mannen op eigen grond dorst aantasten, het was moeilijk de Leeuwenzonen te temmen;--en indien het de vreemde eens gelukte hen te overwinnen, kon hij toch niet lang op de zege roemen, want dan knaagden zij met spijt aan de keten en verstaalden zich de moed bij de heugenis hunner voorleden grootheid. Dan liep alles te wapen, mannen, vrouwen, kinderen, het werd al in heldenvuur ontstoken en de vrijheid weder herwonnen.--Het boek dat wij onze lezers voorstellen, getuigt hunner nationaliteit en onversaagdheid.
Het is gemakkelijk na te speuren waarom wij dus van onze oude roem vervallen zijn. Sedert ettelijke eeuwen is het bewind onzes lands door erfrecht in handen van vreemde Vorsten overgegaan, deze waren, bij hun inbezitneming, verplicht de voorrechten der Steden en Gemeenten, in de tegenwoordigheid des Volks, op een openbare markt met eed te bevestigen, waarin uitdrukkelijk stond dat al wat de Vlaamssprekende Belgen aanging in de Vlaamse taal moest behandeld worden. De Vorst mocht zich in gener wijze met het bestuur der steden bemoeien, elke gemeente benoemde haar eigen wethouders en ambtenaren; in dier voege was de macht der beheersers in ons land zeer gering, hetgeen hun voorzeker niet behaagde. Ook stelden zij alles te werk om onze vaderen hun vrijheden en hun volksgeest te ontroven, zij gebruikten daartoe de macht om te dwingen, het geld en de gunsten om te verleiden, de staatkunde om te bedriegen: maar de grootste hoop, moedig en doof voor het lokaas blijvende, waren die pogingen vruchteloos, zolang de letterkunde en de volksschriften in de moedertaal hun vrije gang hadden.
Dan bracht Luther de hervormde godsdienst in zwang; zijn talrijke aanhangers en de leraars welke in ons land kwamen, stelden hun boeken en schriften in de Vlaamse taal op. De kennis welke het volk van zijn moedertaal algemeen bezat, en de leeszucht die onder hetzelve heerste, werd de leraren een gunstig middel om hun lering te verspreiden. Karel V, onze Keizer, gaf bij deze gelegenheid edicten uit, die de Censuur of boekkeuring een dwingende, een allesomvattende macht gaven; geen schrift mocht het licht zien zonder het oorlof der boekkeurders, en wie slechts een twijfelachtig woord, zelfs zonder inzicht, geschreven had, mocht zich op geen kleine straf verwachten, want die ging zelden verder dan gepijnigd, gehangen, geradbraakt of verbrand te worden. Men zag in alles ketterij, lutheraanse gedachten, of oproerige aanslagen. Alle schriften, welke niet stellig onder de invloed der Spaanse denkwijs geschreven waren, werden als misdadig aanzien en men vervolgde de onnozele schrijvers of dichters v����r de bloedige Inquisitie, van gevloekte gedachtenis, alsof zij het tegen God of zijn dienaren gemunt hadden, terwijl zij slechts de dwingelandij der Spanjaarden wilden tegengaan.
Er is weinig begrip nodig om te verstaan dat de letterkunde bij die vervolging haast in de grond geboord werd, er kwamen nog wel kerken gebedeboekskens uit, maar daarbij bleef het al; behalve nochtans die flauwe kindervertelsels van Duimken, Jakke met zijn fluitje, Uilenspiegel enz., welke verbeterd en gezuiverd! met het oorlof der Censuur bleven gedrukt worden. Met die beuzelingen moest de Vlaamse lezer zich vergenoegen. Kon de letterkunde dan in stand blijven? Neen, zij verging geheel, en dit is wel merkbaar
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 179
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.