De Decamerone van Boccaccio | Page 6

Giovanni Boccaccio
zij waren, niet voort kon gaan, maar Hij die alleen had verwekt om diegenen te tuchtigen, welke zich binnen de muren der stad mochten bevinden; zij raadden niemand er te blijven en beweerden, dat zijn laatste uur dan gekomen was. Daar zij, die een andere meening hadden, niet allen stierven, vluchtte daardoor niet iedereen; van beide partijen werden er echter velen ziek. Zij versmachtten verlaten alom, alhoewel zij, toen zij zelf gezond waren, een voorbeeld van levenswijze hadden gegeven, aan hen, die gezond bleven. Laten wij verzekeren, dat de eene burger den ander vermeed, en daar zoo goed als niemand voor een ander zorgde en bloedverwanten elkaar zelden of nooit bezochten, was er van verre met den zoo veroorzaakten schrik zulk een verbijstering gekomen in de gemoederen der mannen en vrouwen, dat de eene broeder den ander verliet en de neef de nicht en de zuster den broeder en dikwijls de vrouw haar echtgenoot; en (wat erger is en haast ongeloofelijk) de vaders en moeders vermeden hun kinderen, of het de hunnen niet waren, te bezoeken en te helpen. Hierdoor bleef voor hen, wier aantal niet was te schatten, zoowel mannen als vrouwen, die ziek werden, geen andere hulp dan de barmhartigheid van vrienden (en van hen waren er maar weinig) of de hebzucht van oppassers, die voor hoog salaris en schandelijke overeenkomsten dienden. Hun aantal was door dit alles toch niet groot en de mannen zoowel als de vrouwen waren dom en in vele gevallen nooit voor dergelijke werk gebruikt, terwijl ze voor niets anders dienst deden dan eenige dingen aan te reiken door de lijders gevraagd of om ze bij te staan, als zij stierven. Wanneer zij die dienst verrichtten, gingen ze dikwijls met winst en al dood. Daar de zieken verlaten waren door buren, verwanten en vrienden en gebrek hadden aan oppassers, ontstond een gebruik, vroeger ongehoord, dat een vrouw, hoe bekoorlijk en schoon en lief ze ook was, wanneer zij ziek werd, zorg droeg een man tot haar dienst te hebben, wie hij ook mocht zijn, jong of oud, waarvoor zij zonder eenige schaamte elk lichaamsdeel ontblootte niet anders dan zij voor een vrouw zou gedaan hebben. Want de nood van haar lijden eischte dit, wat bij hen, die genazen, misschien de oorzaak was van minder kuischheid in den tijd, die volgde. Bovendien overviel de dood velen van hen slechts door tegenspoed, die gered zouden zijn, indien ze geholpen waren.
Tengevolge daarvan, zoowel door het gebrek aan de noodige oppassing, welke de zieken niet konden krijgen als door de hevigheid van de pest was de massa van hen, die dag en nacht stierven zoo groot in de stad, dat het schrikbarend was om het te hooren vertellen, als men er slechts acht op gaf. Daardoor als van zelf ontstonden naast vroegere gewoonten van de burgers zeden in strijd met die, welke in zwang waren gebleven.
Het was gewoonte (gelijk we het nog in gebruik zien), dat de verwanten en de buurvrouwen zich in het huis van den doode verzamelden, en hier met hen, die hem meer vermaagschapt waren, treurden; en van den anderen kant vereenigden zich v����r het huis van den doode de buren en een aantal andere burgers met zijn mannelijke familieleden en naar den rang van den overledene kwam de geestelijkheid en werd hij op de schouders van zijn makkers met begrafenispraal van waskaarsen en zangen gedragen naar de kerk, voor zijn overlijden door hem aangewezen. Die gebruiken hielden, toen de felheid van de pest begon toe te nemen, of geheel of grootendeels op en er kwamen geen andere nieuwen voor in de plaats, zoodat niet alleen tal van lieden stierven zonder klaagvrouwen, maar er waren er genoeg, die zonder getuige uit dit leven scheidden en maar zeer weinigen, wien vrome klaagzangen en de bittere tranen van zijn familieleden bleven voorbehouden. Liever in de plaats daarvan sleten die hun leven door zooveel mogelijk te lachen en te schertsen en gezellig feest te vieren, welke gewoonte de vrouwen, die grootendeels de vrouwelijke vroomheid hadden afgelegd, voor hun lijfsbehoud zeer goed hadden geleerd. Er waren er maar weinigen, wier lichamen door meer dan tien of twaalf van de buren ter kerk vergezeld werden, en voor welken de eerzame en achtbare burgers, en niet een soort doodgravers, voortgekomen uit den laagsten stand, die zich ook aldus lieten noemen en die deze diensten voor geld verrichtten, onder de baar traden en haar met haastige passen niet naar die kerk brachten, welke zij voor hun dood hadden aangewezen, maar naar de meest naburige meestal achter vier of zes geestelijken met weinig kaarslicht en menigmaal zonder ����n priester. Dezen met de hulp van die doodgravers zonder zich met een te langen of plechtigen lijkdienst te vermoeien, brachten die in de eerste de beste grafstede, welke zij open vonden. Van den lageren stand
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 342
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.