De Aarde en haar Volken, Jaargang 1906 | Page 2

Not Available
en boter aan in
blauwe of groene emmers met deksels, alles van de uiterste
zindelijkheid getuigend.
Het type is niet bijzonder mooi, ik bedoel, niet erg fijn; maar
schoonheid is een zaak, die moeilijk uit te maken is, en tot veel verschil
van meening aanleiding geeft. Ziet men niet dagelijks de menschen
bewonderend stilstaan voor de schilderijen van Rubens, alles vleesch,
want men weet, dat hij bijna niet anders dan dikke Vlamingen op zijn
doeken bracht.
Deze jonge dames kennen in 't geheel geen beschroomdheid. Meer dan
eene, die op mij afkwam met de handen in de zij en met de schouders
schokkend in een droge beweging van onverschilligheid, stond stil, als
ik haar aankeek, ging met een coquet airtje vóór mij staan en gaf mij
door teekens te verstaan, dat een geldstukje haar niet onwelkom zou
wezen. Als ik beproefde haar onverwacht te kieken, stiet zij een kreet,
van toorn uit en keerde mij met ostentatie den rug toe. Op andere
plaatsen, bij voorbeeld op Marken, wordt die belasting van den
vreemdeling bijna als een recht geheven; een belachelijk misbruik.
Middelburg!... Zeer net stadje, met straten die alle aan elkaâr gelijk zijn.
Rondom kanalen en, boven de daken uitstekend, twee of drie groote

molens. Enkele oude monumenten, geheel in stijl. Zangerige klokken
spelen de uren en laten hun tonen plotseling druppelen in de doffe stilte
der bijna verlaten wegen en straten, waar men weinig winkels ziet.
Er wordt in Holland niet veel gewandeld, en aan flaneeren wordt in het
geheel niet gedaan. Men leeft te huis opgesloten in zijn dicht en keurig,
goed onderhouden vroolijk woonhuis. Geen huurhuizen van vijf, zes of
tien verdiepingen. Elk gezin heeft zijn thuis, zijn eigen woning, waar
alleen bekenden binnentreden, van wie men zeker is.
Maar wat houdt men dan ook veel van dat "home", hoe graag versiert
men het en tooit het op, wascht het, verft het en boent erop naar
hartelust! Zulk een pijnlijke bezorgdheid doet het oog goed, want men
gevoelt, dat zij één is met de plaatselijke zeden en gebruiken.
De straten, geplaveid met baksteenen, vertoonen geen enkele
onreinheid. De vensters, van zonneblinden voorzien, zijn niet
gestoffeerd met nieuwsgierige gezichten, die op den voorbijganger
neerzien met ingenomenheid of afkeuring. Men ziet geen vrouwtjes bij
de deuren staan praten of gewichtige samensprekingen houden op
drukke kruispunten van wegen. Zelfs de kinderen zijn maar juist even
druk genoeg, om te bewijzen, dat de stad niet door spoken wordt
bewoond.
Alleen de spionnetjes kijken u aan, spiegels, die van buiten aan de
vensters zijn bevestigd en waarin de vrouw des huizes, gemakkelijk
achter haar horrikje gezeten, dat is een groen scherm in den vorm van
een klaverblad, uren aaneen gadeslaat wat er voorbijgaat, juist als
visschen doen in het water van een goudvischkom.
O, die vriendelijke doodschheid der hollandsche woningen op een
grijzen achtermiddag in September!
Met mijn camera in de hand, ben ik de kleinste straatjes doorgegaan,
overal met mijn onbescheidenheid binnendringend, waar ik er maar
kans toe zag. Ik dwaalde langs de plechtige kaden, waar het rood der
daken zich voegde bij het bruin van 't vele hout, dat in het water dreef
en bij het rossige waas der boomen, dat den herfst verkondigde. Ik liep

langs de oevers van het groote kanaal; jonge meisjes wisselden er
teekens met de melkboeren aan den overkant, omlijst door den vlakken
horizon, waarin een molen draaide.
Ik kende spoedig tot in de kleinste bijzonderheden den korten doolhof
van wegjes en straten, die alle zonder onderscheid naar het hoofdplein
leiden, waar 't stadhuis te vinden is met al zijn beeldhouwwerk, waar de
weekmarkt wordt gehouden en waar de tram van Vlissingen stopt, de
zeehaven, waar stoombooten van allerlei naties binnenvallen.
De voorstad, die erheen leidt, brengt u aan een brug. Die brug gaat in
het midden omhoog als een dubbel luik, om de schepen met masten
door te laten. De bewerking duurt een goed kwartier, gedurende welken
tijd de weinige personen, die over de brug wenschen te gaan, in 't minst
geen blijk geven van verveling. De brugwachter leunt, als een
mandataris in het volle besef van zijn verantwoordelijkheid, tegen de
leuning; hij zwijgt en wacht op wat de schipper zal verkiezen te doen,
die zijn schuit met de plechtige langzaamheid van een voorvaderlijke
schildpad doet voortschuiven.
Die brugwachter was inderdaad op zichzelf een echt hollandsch poëem.
Rossig in de rossige omgeving, stond hij daar met zijn pijpje tusschen
de lippen geschroefd; een kalme wijsbegeerte straalde van hem af: de
philosofie van de neutrale lichamen, bij tusschenpoozen zich bewegend
naar een onduidelijk aangewezen doel. In hem herleefden de gestorven
geslachten der Nederlanders met de afgemeten gebaren, die zwegen en
droomden en eeuwen van geduld stelden tegenover de koppige
aanvallen van de verraderlijke zee.
Dit is wel echt het karakter van den Hollander. Omringd door het water,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 366
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.