velden en buiten zijn geen sprake is, kan men niet, als bij ons, des Zondags gaan wandelen langs schaduwrijke wegen tusschen bloeiende weiden.
Van tijd tot tijd gaat men wel eens per boot naar Rotterdam of Zierikzee, maar die uitstapjes halen niet bij een kermisdag in de hoofdstad der provincie. Daar gevoelt men zich te huis; men kan er op zijn gemak okshoofden zwart bier verzwelgen en wafels verorberen, uien eten en komkommers of geconfijte citroenen in azijn, gekruid met harde eieren....
Wat de huwbare dochters aangaat, zij nemen ijverig deel aan de kermis. Lang van te voren zorgen zij voor de mooie mutsen met de ronde vleugels, die haar oogen zoo goed doen uitkomen, voor den bloedkoralen collier, het blauw fluweelen dasje, de gouden plaatjes op het voorhoofd en de gouden stiften op zij, met al die kleine extraatjes, waardoor de jongens worden bekoord.
Die kostbare sieraden zijn de trots van de boerin. De droom van ieder is, ze prachtig te kunnen vertoonen, van echt goud, opdat de wind ze even kan bewegen en ze kan doen ruischen als de vleugels van een libel.
Te Zoutelande wordt verteld, dat een zeer mooi, maar ongelukkig boerinnetje, dat door de gierigheid van haar vader geen sieraden bezat, een heftig verlangen voelde om op dit punt de gelijke te zijn van haar kermisvriendinnen, opdat zij evenals deze gevraagd zou worden te dansen, te lachen en poffertjes te eten door de jongelui, die de armoede minachten.
Toen zij naar de markt van Middelburg ging, om de melk en de boter van de boerderij te verkoopen, overpeinsde ze die lastige quaestie en was diep bedroefd, zoo geminacht te zijn, hoewel ze er aardig genoeg uitzag.
"Ik wil schitteren", dacht ze, "want ik ben mooier dan de anderen".
Onder het voortloopen, in haar gesloten jakje met het bruine juk op de schouders, keek ze mistroostig naar het water in de slooten, dat de zon weerspiegelde, en zei tot zichzelve, dat, zoo dit water melk was, zij dadelijk genoeg zou hebben, om de mooiste sieraden te koopen van de goud- en zilversmeden in Schoonhoven.
Toen begon ze te lachen, stond stil, nam van haar geverfde emmers het deksel af, zag, dat ze niet vol waren, deed er een weinig bij van 't water, dat in vele tinten straalde, en zette haar weg voort.
In plaats van acht liters melk te verkoopen, verkocht ze er elken dag twaalf en verborg in een laadje de opbrengst van haar list.
Het ging zoo goed, dat ze weldra een aardig spaarpotje had en de zoo begeerde sieraden kon koopen. Zij was uitgelaten blij en kon niet laten, toen ze uit de stad terugkwam, tegen haar slapen de mooie sprieten te hechten en in het water te kijken als in een spiegel.
Helaas, toen zij zich bukte, om haar gelaat te zien, raakten de krullen, die niet goed vastzaten, los en vielen in het stroomende water.
Reneetje, op het gras gezeten, vervuld van spijt en boosheid en teleurstelling, schreide heete tranen, tot de wind haar deze verstandige woorden in het oor fluisterde:
"Wat uit het water komt, moet tot het water terugkeeren."
Er wordt niet bij verteld, of het jonge meisje den troost aanvaardde.
II
Ontmoeting op straat.--De mooie ruiter.--Teleurstellend déje?ner.--Vader Kick.
Zoodra ze getrouwd is, na de uitbundige pret van de bruiloft, bergt de boerin in de laden alle kleine sieraden en snuisterijen, waar zij zoo op gesteld was als jong meisje. Het gebruik wil namelijk, dat zij er ernstig ga uitzien, juist als de vrouwen, die geen veroveringen meer willen maken, omdat ze een levensgezel hebben gevonden. Ze bewaren alles voor haar dochters, als die op haar beurt, bij de eeuwige herhaling der verschijnselen, een boer aan den haak moeten slaan.
Maar kom ... ik loop te lang in Zoutelande rond, luisterend naar den wind, die mij deze vroolijke dingen vertelt tusschen twee duwen tegen de wieken van den grooten molen.
Een melkboer, in zijn kar als een schuit, met een groot harig paard er voor, gaat naar het veld, en zijn wagen verbreekt de stilte.
Elders ontmoet ik even buiten het dorp een miniem klein paartje, jongetje en meisje. Zij, zeer moederlijk en grappig, beknort den kleinen jongen met een basstemmetje en wil hem terughouden van den weg naar Westkapelle, waar de overmoedige Willem zich heen wil begeven. Zij trekt hem uit alle macht bij een slip van zijn jasje, en men herkent in haar reeds het toekomstige vrouwtje, dat haar man afhoudt van verkeerde wegen ... beminnelijke zorg!
Een doffe galop ... Wat is dat?... Een man met blauwe oogen in een verheugd gezicht, komt van het land terug met zijn twee paarden, zijn vrouw en zijn meiden. Hij groet en springt op den grond, al verblijder kijkend, wijst op zijn beesten, die er goed uitzien, dan op mijn instrument, legt een hand op zijn borst en de andere in de neusgaten van zijn eene paard en geeft
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.