De Aarde en Haar Volken, Jaargang 1877 | Page 3

Not Available
toppen de meer verwijderde bergen, aanmerkelijk in hoogte te overtreffen, hoewel dit inderdaad niet het geval is; somwijlen verbergen zij die geheel. Maar met een enkelen oogopslag overziet men hier, in zijn volle hoogte, den top, die in deze valleien onder den naam van den "Grand-Pelvoux" bekend is, en wiens schier loodrechte rotswanden zich tot eene hoogte van omstreeks drie-en-twintighonderd el uit het dal verheffen.
"De chalets van Ailefroide zijn niet anders dan een handvol armoedige houten hutten, aan den voet van den Grand-Pelvoux, nabij de samenvloeiing der beeken, die van den gletscher van Sapenière of van Selé ter linkerhand, en de Witte en Zwarte gletschers ter rechterhand afdalen. Wij vertoeven hier eenige minuten om wat melk en boter te koopen; Sémiond nam ook een afzichtelijk leelijken knaap mede, om ons vaatje te helpen dragen, duwen en voortrollen.
"Nadat wij de chalets van Ailefroide verlaten hadden, sloegen wij eensklaps links af: daar de zon naar het westen neigde, kwam ons nu de schaduw der bergen ten goede. Men kan zich moeielijk een droeviger en naargeestiger landschap denken, dan deze sombere vallei; mijlen ver ziet men hier niets dan omgevallen rotsblokken, hoopen steen, zand en slijk; de zeer weinige boomen staan zoo hoog, dat zij ter nauwernood zichtbaar zijn. Geen menschelijk wezen is hier te bespeuren. De lucht heeft geen vogelen en het water geen visschen; de berghellingen, te steil voor de gemzen, bieden ook nergens eene schuilplaats aan voor marmotten; de arenden zelfs vermijden dit onherbergzaam oord. Vier dagen achtereen zagen wij in deze woeste en dorre vallei geen enkel levend wezen, met uitzondering van eenige arme geiten, die zeer tegen haar zin naar deze wildernis waren gevoerd.
"Deze vallei was inderdaad een passend tooneel voor het vreeselijk drama, dat, omstreeks vierhonderd jaar geleden, hier werd opgevoerd, en wel in de grot, die wij nu hoog boven ons aanschouwen, in de Balme-Chapelu:--den moord der Waldenzen van Vallouise. Eene treurige en jammerlijke geschiedenis is de hunne! Sedert meer dan driehonderd jaren bewoonden zij deze afgelegen valleien, afgezonderd van de wereld, in stilte arbeidende voor hun dagelijksch brood. De aartsbisschoppen van Embrun hadden bij herhaling, maar te vergeefs, gepoogd, hen door overreding in den schoot der kerk terug te brengen; anderen sloegen, om dit doel te bereiken, een anderen weg in: zij begonnen hen te vervolgen, te kwellen en te pijnigen, en eindigden met hen in massa levend te verbranden. Zoo werden, op den 22sten Mei 1393, tachtig personen uit de valleien van Freis-senières en van Argentière, en honderdvijftig personen uit Vallouise te Embrun verbrand.
In het jaar 1488 beraamde Alberto Cattaneo, aarts-diaken van Cremona en legaat van Paus Innocentius VIII, een algemeenen aanval tegen de Waldenzen; maar door de Waldenzen van Piemont overal terug geslagen, verliet hij hunne valleien, en trok den Mont-Genèvre over om de Waldenzen van Dauphiné aan te tasten, die zwakker in aantal en meer verspreid waren. Cattaneo verscheen in de vallei van de Durance, aan het hoofd van een leger, dat, naar men zegt, half uit soldaten en half uit vagebonden, dieven en moordenaars bestond; om deze lieden tot zich te lokken en bijeen te houden, beloofde hij hun vooruit kwijtschelding van al hunne misdaden, ontsloeg hen van de geloften die zij mochten hebben afgelegd, en verzekerde hun het bezit van alles wat zij met geweld verworven hadden.
"De bewoners van de Vallouise vluchtten op de nadering van dit leger, tienmaal sterker dan hun aantal, en verscholen zich in deze grot, waar zij een voorraad van levensmiddelen, voldoende voor twee jaren, hadden bijeengebracht. Maar hun verbitterde vijand ontdekte hunne schuilplaats. Cattaneo had in zijn leger een hoofdman, wiens wreedheid wedijverde met zijne sluwheid: met behulp van touwen liet hij zijne soldaten tot voor den ingang der grot zakken, waar zij groote hoopen takkebossen in brand staken; de meeste Waldenzen, die hier eene wijkplaats hadden gezocht, kwamen door het vuur en den rook om; zij die aan de vlammen ontsnapten werden vermoord. Zonder onderscheid van ouderdom of kunne, werden allen meedoogenloos om het leven gebracht. Naar men zegt, verloren meer dan drieduizend menschen bij deze gelegenheid het leven. Al wat in driehonderd-vijftig jaren van vreedzamen arbeid was verkregen, werd met één slag vernietigd; de vallei werd geheel ontvolkt. Ruim drie en een halve eeuw zijn sedert verloopen; de vallei is ledig en woest gebleven.
"Na een poos bij eene kleine bron gerust te hebben, hervatten wij onzen marsch tot wij bijna aan den voet van den gletscher van Sapenière waren gekomen; daar sloegen wij, op aanwijzing van Sémiond, rechts om, en begonnen de helling van den berg te bestijgen. Wij klauterden naar boven, tusschen denneboomen en geweldige rotsblokken door. De nacht naderde met rassche schreden; het was hoog tijd een onderkomen te zoeken. Dit was trouwens niet moeilijk te vinden, want wij bevonden ons te midden van een waren chaos van rotsen. Wij besloten
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 325
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.