Dagen | Page 9

Stijn Streuvels
haag bouwen en boomen verplanten en de 600 franken bij 't ander leggen onder den blauwen steen, en ze regelden hunne dingen zoo generig alsof ze nog vijftig jaar leven te verwachten hadden.
Ze dronken elk nog een kopje koffie. Doka legde nieuwe lemen aan 't vuur en Ghielen haalde krijt en kaartenspel. Hij teekende een dubbelen boom op het tafelblad, ontstak eene pijp en zij zetten zich recht overeen in de stille schemerkeuken hun zondags-partijtje te doen.
Buiten, v����r het venster zwemelde een afgesneden eind koord in den wind en de sneeuw mijzelde traag en fijn, gezapig schuin gedreven door den windtocht bij striepen gispend in een wevende lijnflikkering zwepend als dansende witte regen.
z'En spraken geen woord schier en speelden verslonden. Een zucht altemets, een stenen of hoesten of een enkele uitroep van spijt of voldoening als de Zot of 't Aas de kans deed keeren of een grooten slag besliste. Doka veegde de witte strepen van den boom met heur natten vinger uit en ze hielden beiden hun spel gesloten als de vimmen van een opengescherrelden waaier in de magere, vereelte handen. Ze dubden, betastten de bladen en legden ze stil vooruit neer op tafel of sloegen ze hard met eenen vuistslag die bonsde.
Als de eerste boom was afgespeeld, haalde Doka de pulle uit en schonk voor elk een goeden druppel;--Ghielen liet den zijne nog eens volschenken omdat hij gewonnen had; ze herbegonnen een nieuw spel en dan nog een; ze knuffelden en keken bedenkelijk op hunne kaarten en deden gezapig voort tot ze tusschen de slagen, den donkere zagen in huis vallen en gewaar werden dat de dag op zijn einde draaide. Ze dachten alle twee aan Vinie dien ze verwachtten maar z'en zegden er niets van.
--'t Wordt weeral avond, en 't was schaars middag, neuzelde Ghielen.
--'t Is die sneeuwlucht ... en Doka keek overzijds langs heur schouder naar buiten maar eigenlijk naar de hofpoort over 't land of er iemand in de verte te zien was.
--Zou hij wel zeker komen, Ghielen?
--We kunnen nog wachten.
--En als hij niet komt?
--Wel, wat zouden we doen?--de koe is nu zoo goed als verkocht ... en vijfhonderd vijftig is al vet betaald voor eene koe die niet en kalft. En ze kan te naaste weke doodgaan met 't kalf in heur lijf.
--En naar de markt leiden, waagde Doka.
--Maar dat was zotternije, lachedingen, kan ik met mijn kranke beenen naar stad en die koe drijven?
Ze legden de kaarten neer en zaten op malkaar te kijken om raad. Dan ging Ghielen bij 't venster staan en Doka werkte in 't achterhuis.
--Als ge wilt uitgaan, 'k en zou toch in Godsnaam niet wachten tot 't avondt, riep ze.
Ghielen draaide onvoldaan en mismoedig rond op zijne kloefen, ging buiten aan 't hofgat, keerde weer, altijd in 't gedacht: met wat te wachten win ik misschien vijftig franken. Dan keek hij in de dreigende, donkere lucht en over 't veld dat reeds onkennelijk overstrooid lag vol wittigheid.
--Doka, 'k zal dan maar uitzetten, besloot hij. Ze kwam bij, veegde de handen aan heuren voorschoot, haalde zijne kleeren en leerzen en stond over hem gebogen, te beulen dat z'er bij steende, om dat alles te helpen aantrekken.
--Waar is mijn stok, en mijne wanten? Hij hoestte, snakte achter zijnen asem, maar hij toonde zich sterk om Doka geene vrees aan te doen.
--Wat is dat? een wandelingske, twee stukken lands verre!
--Ja maar in 't donker is 't niet goed met die sneeuw, meende zij. Kijk hoe zeer het avond wordt; Ghielen, duffel u wel of ge komt met eene doodelijke ziekte thuis.
Maar kom, help me eerst den ketel op 't vuur hangen, de koe moet toch eten.
-'t Is voorzeker de laatste keer, troostte hij en ze zeulden samen den zwaren sopketel tot hij aan den hangel hing.
--Vrouwe, schenk me nog eenen borrel, dat geeft asem.
Hij knoopte eenen zakdoek over zijne ooren, trok de warme wanten aan en:
--Doka, 'k ga.
Zij kwam mee tot aan de deur en daar keerde Ghielen nog weer om te zeggen:
--Doka, Vramme sprak mij van de dood van Uuznie Pasters.... Dat hoekje land achter de beek zal nu te koope komen, dat zou goed doen bij onze driehonderd klaverland, en 't zou goede weide zijn nadat w'er nog een paar jaar vruchten opgedaan hebben. 'k Zou best doen daar een woordeken naar te gaan vragen als de verkoop van de koe goed deurevalt.
--Maar haast u toch weer, Ghielen, dat we de koe op tijds bestellen en 't is hier zoo eenig op 't hof.
Zij zag hem gaan met kleine perneutelige stapjes, ����n schouder opgesteken en stekkend met zijnen stok in de sneeuw.
--Heere-God wat koude, kermde zij, 't is beter in huis. Toch bleef ze staan zien en Ghielen werd allengerhand kleiner: een zwarte vlek, alleen op het al witte veld, lijk verdoold te midden de sneeuw en met de
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 62
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.