Camera Obscura
Project Gutenberg's Camera Obscura, by Nicolaas Beets (AKA Hildebrand) This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included with this eBook or online at www.gutenberg.net
Title: Camera Obscura
Author: Nicolaas Beets (AKA Hildebrand)
Release Date: June 3, 2005 [EBook #15975]
Language: Dutch
Character set encoding: ISO-8859-1
*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK CAMERA OBSCURA ***
Produced by Jeroen Hellingman and the Distributed Proofreaders Team
Camera Obscura
Van
Hildebrand.
Nec lusisse pudet, sed non incidere ludum. Horatius.
Negen en twintigste druk.
Haarlem De Erven F. Bohn.
1917.
De schaduwen en schimmen van Nadenken, Herinnering en Verbeelding vallen in de ziel als in eene Camera Obscura, en sommige zoo treffend en aardig dat men last gevoelt ze na te teekenen en, met ze wat bij te werken, op te kleuren, en te groepeeren, er kleine schilderijen van te maken, die dan ook al naar de groote Tentoonstellingen kunnen gezonden worden, waar een klein hoekje goed genoeg voor hen is. Men moet er evenwel geen portretten op zoeken; want niet alleen staat er honderdmaal een neus van Herinnering op een gezicht van Verbeelding, maar ook is de uitdrukking des gelaats zoo weinig bepaald, dat een zelfde tronie dikwijls op wel vijftig onderscheiden menschen gelijkt.
Anonymus in libro non edito.
Voorbericht, Zesde Druk; 1864.
Het is nu juist vijfentwintig jaren geleden dat, in het najaar van 1839, de Camera Obscura hare intrede in de wereld deed. De pseudonieme Schrijver, toen zelf nog maar even vijfentwintig jaren oud, ofschoon in een ander vak van letterkundige voortbrengselen, onder zijn eigen naam, niet onvriendelijk door zijne landgenooten opgenomen, zag zijne stoutste verwachtingen overtroffen, als de buitengewoon hartelijke ontvangst van dit zijn werk binnen 't halfjaar een tweeden druk noodzakelijk maakte, welke dan ook in 't voorjaar van 1840 het licht zag. Toen, elf jaren later, een derde druk noodig werd, had hij den moed de nieuwe uitgave met eenige tot hiertoe onuitgegevene opstellen zoodanig te vermeerderen dat het boekdeel, hetwelk nu (1851) het licht zag, schoon kleiner van formaat, wat den inhoud betrof meer dan verdubbeld was. Van dat oogenblik af, kwam er een nieuw leven in eene belangstelling, die van den beginne aan boven verwachting was geweest en nimmer was afgebroken. De Belgische pers vereerde het Hollandsche boek eerlang met een nadruk (1853); maar deze verhinderde niet dat reeds in het volgende jaar een vierde wettige uitgave in het vaderland noodzakelijk was, onder wier omslag nu ook de tot nog toe hier en daar Verspreide Stukken van Hildebrand aan zijn hoofdwerk werden toegevoegd. Ook deze was echter in 1858 uitgeput en maakte plaats voor eene vijfde,--en zie hier nu de zesde, in alles aan de vijfde gelijk, behalve dat eenige druk- en stijlfouten verbeterd en waarschijnlijk ook weder eenige nieuwe gemaakt zijn, en dat de verstandige lieden, die tot deze zesde uitgave gewacht hebben zich het boekdeel aan te schaffen, zonder vermeerdering van kosten, daarbij nog dit voorbericht winnen.
Het is den Schrijver eene streelende gedachte, dat aan zijn werk, in deze zesde uitgave, het voorrecht te beurt mag vallen in handen te komen van een geslacht van landgenooten, nauwelijks of niet geboren, toen hij het voor het eerst aan het licht bracht; het volwassen, meerderjarig kroost van dat, waaronder hij zelf is opgegroeid, waarvoor hij schreef, en dat hij schetste; maar niet minder treft het hem, zich daarbij inderdaad te moeten afvragen of niet dit nieuw geslacht ruim zoo zeer behoefte zou hebben aan ophelderende aanteekeningen bij zijn werk gevoegd, als aan deze, min of meer historische, voorrede? Of maakt niet het vierde eener eeuw; en eener eeuw als de negentiende; maakt niet het vierde eener eeuw een tijdperk uit, lang genoeg om een boek als het zijne hier en daar zonderling te doen voorkomen en op menige plaats onverstaanbaar te doen worden?
De mannen, die met den Schrijver het jaar van den "Volksgeest" beleefd hebben, tot welks eer wij nu in de hoofdstad een gedenkteeken zien pralen, dat--eenig in zijn soort mag worden genoemd, herinneren zich b.v. zonder twijfel de loffelijke poging nog wel, destijds van diezelfde hoofdstad uitgegaan, om in Nederland, tot schitterender triomf over Belgi?, eene nationale kleederdracht te improviseeren. Als zij hunne oogen sluiten, zien zij gewis nog weder voor hun geest oprijzen die nationale "tunica's", waarop de eerste nommers van het nationale modeblad de nationale oogen deden verlieven! Maar wat stelt het tegenwoordige geslacht zich voor, wanneer het den Schrijver van "nationale hoeden" ziet gewagen? Wat denkbeeld vormt het zich, in dit jaar 1864, van dameshoeden met luifels, van Rapponische krachten, van een mathesisexamen in het Latijn, of van eene Vierde Klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut? Hoe ondenkbaar moet in zijn oogen een Nederland zonder spoorwegen; hoe buitensporig een Sint-Nicolaas met verguldsel voorkomen; hoe ongepast een karakteristiek der periodieke
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.