der genoegelijkheden of een uitweiding over 't
ongestoord geluk des kinderleeftijds. Neen: wij schreven wel
diepzinnige vertoogen over de Deugd, of over de Vier Jaargetijden:
Sander U., wiens vader adjudant van een generaal was, heeft zesmalen
over het Paard geschreven; en Piet Q. die nooit op het bord stond, en
nooit meedoen wilde in de edele oefening van het puisje vangen, had
het altijd over de Gehoorzaamheid en over de Vlijt, een denkbeeld,
waar hem de opschriften van zijn extra-kaartjes op brachten. Eigenlijk
vroolijke onderwerpen heb ik te geenen tijde door de collega's zien
behandelen. Ik zelf heb het nooit verder kunnen brengen dan tot de
philosophische beschouwing der Tevredenheid; een geluk, 't welk
gewoonlijk door den jongeling voorbij-, en door den man vruchteloos
nagestreefd wordt, en dat den grijsaard uitmuntend te pas zou komen,
indien zijne lichaamsgebreken hem nog even veroorloven wilden het te
genieten; een heel mooi ding die tevredenheid, maar in het volop des
kinderlijken geluks vanzelf ingesloten en niet opmerkenswaardig.
Doch om tot de zaak te komen! Van dat volop des kinderlijken geluks
dan, schenen wij toentertijde toch niet heel vol, of althans niet zóo vol
te zijn, dat wij het moesten uitstorten. Ik heb wel eens gemeend, dat het
een onderscheidend kenmerk des echten, waarachtigen geluks zijn zou,
dat het de minste behoefte had zich uit te boezemen, terwijl het ongeluk
klachten en verluchtingen noodig heeft--om van de tranen niet te
spreken. Want de menschen, die altijd den mond van hun geluk vol
hebben, heb er ik wel eens op aangezien of zij ook naar een autoriteit
zochten die, na gehoord verslag, hun zou verklaren dat zij gelukkig zijn,
iets waarvan zij zelf tot nog toe zoo heel overtuigd niet waren. Zij
achten zich zóó-zóó, niet ongelukkig, en niet razend gelukkig ook;
maar zij schikken het goede in hun lot zoo bij elkander, en stapelen het
in redevoeringen, die zij op wandelingen en, zoo gij met hen in ééne
kamer slaapt, uit ledekanten, vooral na een goed souper, houden, dat zij
u in de verzoeking brengen hen te benijden. Dat verhoogt dan
onmiddellijk hun koud geluk tot een hooger temperatuur. Gij slaat een
warme hand aan hun thermometer.
Ziedaar een mooie opmerking, die ik gemaakt heb, en die ik met dit
mooie physische beeld besluit; maar over 't onderwerp meer
nadenkende, heb ik ook wel eens gedacht, of de school dan toch ook de
rechte plaats wel was, om het kindergeluk diep te doen gevoelen. Ik
weet wel, de meester zit er niet meer met slaapmuts en kamerjapon en
een ontzettende plak in den katheder, en brengt ons niet langer door de
verschrikkelijkheid zijner oogen en gebaren tot een punt van angst,
waarin wij (als de jongen van ouds) zouden willen bekennen, dat wij
zelf de wereld geformeerd hadden, maar 't nooit weer zouden doen,
liever dan het antwoord schuldig blijven op de eerste vraag van het
vrageboek. Wij lezen er ook niet meer, tot onze schrikbarende
verveling, de Haarlemmer Courant, van A-Z. (Zijn wij daarom later
minder goede politici?) Wij zitten er ook in een goed ruim lokaal, zoo
hoog en zoo luchtig, dat het er somtijds aan de beenen tocht; wij
hebben er niet zelden het uitzicht op een bleekveld met een appelboom,
of op een binnenplaats met een bestekamer. Maar toch, de meester is
zoo dik, en de ondermeesters zijn zoo lang, en hunne brillen en
bakkebaarden zien er zoo onverbiddelijk uit, en de borden zijn zoo
zwart, en de tafels zoo ongezellig, en de kaart van Nederland hangt zóó
lang op dezelfde plaats, dat wij er de kleine scheurtjes en inktvlekjes
nog beter op weten aan te wijzen, dan de steden der--toen was 't nog 17
provinciën [6]. Dan hebt ge--nog bloedt mijn hart--de Tafel van
Werkzaamheden. Schrikkelijke werkzaamheden, wier optelling aan
rekenboeken denken doet, en geographieboeken, en wat voor boeken er
al meer zijn, wier blaren heen en weer schuiven in den band, wegens de
krampachtige aanraking der wanhopige vingers van jeugdige heeren,
die maar niet onthouden kunnen hoeveel koeien er jaarlijks aan de
Hoornsche markt komen, en hoeveel inwoners en drukkerijen van
Enschedé, en Kostersbeelden, en instituten voor schoolonderwijzers
Haarlem heeft; of niet begrijpen kunnen, hoe zij de 9de som uit de
"Herhaling der voorgaande Regelen" moeten opzetten. O, die
rekenboeken! zij waren de zwakke zijde van velen onzer. In mijn oog
waren er geen hatelijker boeken. Vooreerst waren zij veel te vol letters,
en ten andere veel te vol cijfers. Ten overvloede zijn er soms fouten in
de opgave der uitkomsten; maar al zijn die er niet in, die opgaven zijn
verschrikkelijk. Ga eens na. Gij hebt uw lei vol met een berekening van
belang: driemaal hebt gij reeds de helft uitgeveegd, omdat gij bemerkte
dat gij het vraagpunt niet begrepen hadt; maar eindelijk, de som is af,
en gij
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.